van 2004 09 21

Verslag interne vergadering d.d. 21 september 2004


Aanwezig:

Campus Coalitie: Bouwman, Brinkman, Houweling, Meijer, Pol, Poorthuis, Schrama (vz), Wormeester, IJzermans

UReka: Bijleveld, Bosschaart, Brugge, van Doorn, Girisch, van der Mark, Zuurbier

DD: Waals

Griffie: Ribberink, Peijster (verslag)


Afwezig(m.k.): Becht


1. Opening 14.40 uur

De voorzitter opent de vergadering en vraagt of de gemailde notitie van Meijer op de agenda geplaatst moet worden. Allen zijn akkoord. Het punt wordt na agendapunt 6. behandeld.

Schrama merkt op dat na de overlegvergadering een presidiumvergadering gepland staat ter voorbereiding op het overleg met de cie. Zichtbaarheid MZS inzake de behandeling van het IP. Hij geeft aan dit eigenlijk plenair te willen behandelen. Iedereen vindt dit goed.

Bij het IP zal de tweede toegezonden tekst van Meijer eveneens worden besproken.


2. Mededelingen

Meijer geeft de stand van zaken met betrekking tot het Arbeidssatisfactie onderzoek door. Hij meldt dat Becht en hijzelf betrokken zijn bij deze groep. Hij heeft hiervoor inbreng vanuit de commissie P&S ontvangen. Hij vraagt de overige leden ook om inbreng en suggesties. De suggesties uit de commissie P&S zijn veelal overgenomen door PA&O. Tevens merkt hij op dat hij binnen zijn faculteit geen negatief advies zal geven over het (niet) invullen van de enquête. Wel vindt hij dat er veel meer uit het onderzoek gehaald had kunnen worden.


3. Verslag interne vergadering 31-08-2004 (UR 04 271)

Tekstueel geen opmerkingen

N.a.v. geen opmerkingen

Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld, met dien verstande dat indien er nog opmerkingen van de 'oude' UR leden komen deze opgenomen worden.


4. Ingekomen en uitgaande postlijst (UR 04 282)

Geen vragen of opmerkingen.


5. Wijziging Huishoudelijk Reglement (UR 04-259)

Schrama geeft aan dat in voorliggende tekst drie artikelen gewijzigd zullen worden. Hij vraagt of er nog inhoudelijk opmerkingen over zijn.

Waals merkt op dat hij onder bepaalde omstandigheden voor machtiging is en vindt dat het artikel niet volledig geschrapt moet worden. Wormeester geeft aan dat hierover al veel discussie is geweest. Hij vindt dat je als raadslid gewoon aanwezig moet zijn. Er volgt een korte discussie.

Schrama vraagt of er stemming over dit onderwerp nodig is.

Geen van de aanwezigen vindt dit noodzakelijk. De voorgestelde wijzigingen zijn hiermee vastgesteld. Ribberink zal het Huishoudelijk Reglement wijzigen en verzorgt de afhandeling.


6. Instellen Instituutsraad MESA+ (UR 04-289, 04-290)

Schrama vraagt of iemand nog vragen of opmerkingen hierover heeft.

Bosschaart merkt op dat in de brief de verdeling 4: 3 staat. Er blijken echter maar 2 medewerkers van EWI benoemd te worden. Wormeester geeft aan dat er nog geen derde persoon beschikbaar is. Schrama legt in het kort iets uit over de opzet van de Instituutsraden en geeft aan dat er hiermee vijf van de zes zijn ingesteld. Hij merkt tevens op dat binnenkort (30 september) een bijeenkomst plaats vindt met de Instituutsraden. Dit wordt waarschijnlijk vooral een informatieve vergadering.


7. Akties Vakbonden "De UT verdient beter" (UR 04-296) Nagekomen agendapunt

Meijer vraagt aan de UR leden of zij deze actie kunnen onderschrijven. Hij merkt op dat de vier bonden die op de UT werkzaam zijn akkoord zijn. Hij geeft in het kort nadere uitleg en merkt op dat de tekst door ondertekening van alle bonden op sommige punten gewijzigd is. Hij vraagt of hij melding kan maken dat de gehele URaad de brief ondersteunt of alleen de personeelsgeleding.

Bijleveld merkt op dat hij dit een specifieke 'bonden'-brief vindt. Indien de tekst iets algemener gesteld zou zijn en op de bezuinigingen in het Hoger Onderwijs in zou gaan kan Ureka hem ondersteunen. Nu niet.

Bouwman merkt op de brief ook niet te ondersteunen.

Bosschaart vraagt of de brief nog gewijzigd kan worden waardoor de gehele URaad hem kan ondersteunen. Meijer merkt op dat deze tekst vanuit de bonden komt. Misschien moet de UR in een eigen brief een reactie aan het college sturen waarin andere punten aan de orde komen. Wel zou in de overlegvergadering gevraagd kunnen worden naar de mening van het college hierover.

Waals merkt op achter onderwerpen uit de brief te staan. De brief is echter niet specifiek voor studenten.

Schrama merkt op dat de personeelsgeleding van de UR deze brief ondersteunt.


8. Regeling Bedrijfsafval en gevaarlijk afval (UR 04-236) (agendapunt 7.)

Schrama geeft aan dat dit punt besproken is in de commissie P&S. In het verslag van de commissie is eveneens een concept besluit geformuleerd. Meijer geeft aan dat vanuit de commissie geen opmerkingen zijn.

De voorzitter concludeert dat dit besluit naar het CvB en de overlegvergadering kan.


9. PC-privé regeling studenten (UR 04-280) (agendapunt 8.)

Bouwman heeft geen behoefte een nadere toelichting te geven op het geformuleerde concept besluit. De leden gaan akkoord met de voorliggende tekst. Het concept besluit kan verzonden worden naar het CvB en gaat naar de overlegvergadering.


10. Wijziging UR-Reglement (UR 04-272, 04-281) (agendapunt 9.)

Er zijn geen opmerkingen of vragen. Punt kan ter instemming naar de overlegvergadering.


11. Nota Begrotingsbod 2005 (UR 04-278) (agendapunt 10.)

Wormeester doet kort verslag vanuit de commissie en geeft hierbij aan dat nu de faculteiten en diensten aan zet zijn. Zij moeten op basis van het begrotingsbod een sluitende begroting indienen. Hij merkt op dat geen nadere vragen naar het college hoeven. De volgende stap voor de UR is het vaststellen van de begroting in december.

Brinkman vraagt om nadere uitleg over de stijging van de Huisvestingslasten en de compensatie hiervoor in het begrotingsbod. Wormeester geeft uitleg hierover en meldt dat er geen centrale compensatie meer voor huisvestingslasten is. Het grootste gedeelte van het budget ligt vast. Er is voor 2005 2 à 3 % minder geld beschikbaar. Dit levert moeilijkheden op. Hij geeft nog enkele voorbeelden.

Meijer vraagt de aanwezigen of hij in het kort nader informatie per faculteit moet geven?

Schrama vraagt of er nog een brief aan het college gezonden moet worden?

Wormeester merkt op dat er geen brief gezonden hoeft te worden maar dat eventuele vragen mondeling in de overlegvergadering besproken kunnen worden.

Meijer geeft in het kort een schets van wat faculteiten erop voor- of achteruit gaan in vergelijking tot vorig jaar. Hij merkt op dat de totstandkoming van de begroting, naar zijn mening, moeizaam zal verlopen.

Schrama concludeert dat afgewacht moet worden wat de faculteiten en diensten zullen inleveren. Hij merkt op dat hieruit voortvloeiend eventuele 'reorganisaties' te verwachten zijn.


12. Concept-Instellingsplan (UR 04 284) (agendapunt 11.)

De voorzitter meldt dat de voorliggende notitie vanuit de commissie O&O geschreven is. Tevens ligt er het gemailde document over onderzoek van Meijer. Hij vraagt de fracties om commentaar.

Tevens wil hij als laatste onderdeel behandelen hoe het Instellingsplan binnen de UT gemeenschap besproken gaat worden.

Brinkman geeft aan dat hij de gefaseerde aanpak van bespreken in de URaad ter discussie wil stellen. Schrama merkt op dat dit in de commissie is besloten en wil graag de voorliggende punten met betrekking tot onderwijs bespreken. Brinkman is bang dat de discussie te veel verzandt in details. Meijer vindt dit ook en geeft enkele voorbeelden. Hij merkt op dat het college misschien gemeld moet worden dat onderwijs slechts een klein stukje van de discussie is. Wormeester vraagt zich af hoe deze interne discussies teruggekoppeld worden naar de UT gemeenschap?

Schrama geeft aan dat het aangegeven tijdspad van vaststelling in december 2004 uitgaat. Hij merkt op dat er een grote afhankelijkheid bestaat van het Sectorplan. In Delft en Eindhoven moeten de Instellingsplannen dit jaar klaar zijn. Voor Twente geldt dit niet. Wormeester vraagt welke zaken afgestemd moeten worden met Delft en Eindhoven. Hij geeft enkele voorbeelden. Zijn vragen zijn Wat moet geregeld worden? Wat afgestemd? Wat kan eventueel later?

Schrama merkt op dat hij toch de aangegeven punten over onderwijs besproken wil hebben.

Wormeester vindt dat het IP pas in 2005 klaar hoeft te zijn. Hij wil alleen de samenwerkingspunten vanuit het sectorplan bespreken met het college. Grote discussies moeten gevoerd worden over lokale belangen, bijvoorbeeld de kernen van de UT. Hij is bang dat deze punten anders niet aan de orde komen. Misschien kan het college aangeven wat de samenwerkingspunten binnen het IP zijn ('highlighten').

Waals merkt op dat het college gevraagd kan worden of er een aanvullend gedeelte van het IP kan komen over punten die geen betrekking hebben op samenwerking met Delft en Eindhoven. Hierdoor kan de interne discussie met de UT gemeenschap minder gehaast uitgevoerd worden.

Schrama vraagt om reactie van UReka.

Bijleveld geeft aan dat UReka het op sommige punten eens is met Wormeester. Hij vindt echter dat binnen de UR met het college wel discussie moet plaatsvinden over de aangegeven punten met betrekking tot onderwijs. De afspraken die in het kader van het Sectorplan zijn gemaakt moeten zeker behaald worden.

Wormeester vraagt of er geen spoorboekje gemaakt kan worden? Hierin moet aangegeven worden welke afspraken belangrijk zijn, welke besluiten afgerond moeten worden en waarover dan discussie moet plaatsvinden met de UT gemeenschap.

Schrama zal een voorstel hiervoor maken. Hij geeft aan nu een discussie te willen voeren over de voorliggende notitie onderwijs.

Wormeester geeft aan de drie eerst genoemde punten in de brede discussie te willen voeren.

Schrama vraagt of de aangegeven punten hiervoor relevante vragen zijn. Hij vraagt niet om standpunten maar om instemming met de verwoording. Wormeester merkt op dat de tekst op sommige punten om verduidelijking vraagt en dat een relatie gelegd moet worden met de vervolg opleiding (master). Er moet selectie plaatsvinden. Bijv. Graduate School: in het IP maar het is niet duidelijk hoe de inrichting zal zijn. Brinkman merkt op dat duidelijk moet worden wat in het IP geregeld moet zijn en wat precies in 3TU verband (Sectorplan) geregeld moet zijn.

Wormeester stelt dat uit het IP spreekt dat 'men' erg gecharmeerd is van het 'Amerikaanse'-model. Vraag is of dit wel zo goed is?

Schrama vraagt om reactie van de andere fracties.

Er volgt een discussie tussen leden van de CC-fractie over de link met het verdeelmodel, de efficiency en de relatie hiermee met de onderwijskwaliteit.

Brinkman geeft aan dat hierover binnen de UT gemeenschap veel expertise zit. Hij vindt dat de medewerkers moeten verwoorden hoe zij hierover denken.

IJzermans vraagt of er geen tekst over instroom vanuit andere profielen (VWO-EMN-profiel) in technische richtingen moet staan? Bijleveld reageert dat instroom vanuit VWO - niet technische profielen, waardoor aanvullende opleidingen nodig zijn, misschien eerst onderzocht zou moeten worden. Wormeester merkt op dit geen punt van discussie te vinden. Indien studenten niet de juiste vooropleiding hebben moeten ze maar niet instromen. Diverse raadsleden geven aan het hier niet mee eens te zijn. Girisch vraagt of er van Delft of Eindhoven al Instellingsplannen bekend c.q. beschikbaar zijn. Schrama geeft aan hier geen informatie over te hebben.

IJzermans merkt op dat voorafgaand aan de discussie met het college de discussiepunten concreet gemaakt moeten zijn. Onderwijs kan leidend zijn maar onderzoek en andere punten moeten wel genoemd worden. Bijleveld vindt dat eerst het tijdspad duidelijk moet zijn. Daarna kan het discussiestuk besproken worden. Hierbij is inderdaad de volgorde van punten belangrijk.

Brinkman merkt op dit twee verschillende zaken te vinden. Hij vindt het belangrijk dat eerst de grote lijnen duidelijk zijn (spoorboekje) Daarna kan de volgorde van discussiepunten bepaald worden. Hierover moet ook duidelijkheid bestaan voor de achterban.

Schrama vraagt welke punten dan in de overlegvergadering in ieder geval besproken moeten worden? IJzermans vindt de Graduate School belangrijk. Hij vindt dat qua volgorde pagina 2 en 3 eerst behandeld moeten worden daarna pagina 1.

Wormeester wil duidelijkheid van het college over de samenhang van de Instellingsplannen van de TU’s en het Sectorplan. Hij wil een spoorboekje, hij wil hoofdlijnen. Brinkman vindt ook dat er duidelijkheid over de samenhang met het sectorplan moet komen bijv. Graduate School en Graduate School Twente. Bijleveld vraagt op welke wijze voorliggende notitie nu behandeld gaat worden? Wat is de status van dit stuk? Is deze notitie bedoeld als discussiestuk met de UT gemeenschap? Wat wordt er nu volgende week behandeld?

Schrama geeft aan dat de inleiding van het stuk uitgebreider moet worden. Hierin moet staan dat het niet alleen om onderwijs gaat maar ook om onderzoek en kennisvalorisatie en andere punten. Hij vraagt of een gewijzigde versie per mail voor commentaar rondgezonden kan worden.

De voorzitter vraagt of de onderzoeksnotitie van Meijer ook besproken moet worden. Wormeester merkt op dat de basis voor onderzoek ontbreekt in het Instellingsplan in samenhang met het sectorplan. Hij geeft aan liever geen discussie over onderzoek te willen voeren voordat er meer duidelijkheid is. Schrama merkt op, op deze wijze in een cirkelredenering terecht te komen. Er volgt een korte discussie hierover.

Brinkman geeft aan dat in het concept Instellingsplan keuzes worden gemaakt maar geen duidelijke. Tevens mist hij duidelijkheid over hoe dit gaat gebeuren. Dit lijkt zich op een hoger niveau af te spelen. Misschien moet hierover de visie van het college gevraagd worden. Meijer merkt op dat en in het Sectorplan en in het Instellingsplan keuzes worden gemaakt maar vindt de uitwerkingen nog steeds vaag. Schrama geeft aan dat het college gevraagd wordt een spoorboekje te maken. De UR moet dit niet zelf gaan doen. Hierin moet duidelijkheid worden gegeven over het toekomstige beleid van de UT, vooral in samenhang met het Sectorplan. Tevens moet er afstemming plaatsvinden tussen de 3 TU’s hierover.

Schrama merkt op dat de UR door het college is gevraagd het voortouw te nemen om de discussie binnen de UT te voeren. Vraag is of iedereen hiermee akkoord gaat?

Bijleveld merkt op dit een kans voor de UR te vinden. Tevens wordt hierdoor de UR meer zichtbaar. Hij vindt wel dat één en ander in aanwezigheid van het college moet plaatsvinden. Schrama merkt op dat de CC-fractie ook voor deze opzet is. Hij vraagt op welke wijze dit aangepakt moet gaan worden? Hij geeft enkele voorbeelden hoe de opzet van discussie ingericht zou kunnen worden. Brinkman merkt op dat naar zijn mening eerst de disscussie-bereidheid binnen de UT gemeenschap gepeild moet worden. Dit zou moeten via een eerste gezamenlijke bijeenkomst waarin de ideeën uiteengezet moeten worden. Deze eerste bijeenkomst zou op uitnodiging van het college moeten plaatsvinden. Daarna zouden de verschillende onderwerpen (onderwijs, onderzoek, kennisvalorisatie, kernen) in kleinere sessies plaats kunnen vinden. Bijleveld vraagt op welke wijze dit vormgegeven gaat worden? Een bijeenkomst zoals destijds bij het Sectorplan is naar zijn mening niet goed.

Waals merkt op dat discussie in ieder geval plaats moet vinden. Duidelijk moet worden wat wel en wat niet behandeld hoeft te worden. Misschien kan er echt een aanvullend IP komen.

Schrama geeft aan dat dit nog niet zeker is. Hij geeft een volgorde van de discussie:

1. Kernen UT

2. Onderwijs

3. Studenten punten

4. Hoofdlijnen (waarbij ook strategische plannen van de faculteiten en diensten, het Instellingsplan en de samenhang met het sectorplan moet)

Wormeester merkt op dat in ieder geval wel, op korte termijn, gestart moet worden met discussies binnen de UT gemeenschap. Vooraf zou de UT echter geprikkeld moeten worden. Misschien door middel van UT-nieuws, informeren medewerkers. Er moet bepaald worden “wat er leeft binnen de UT?” Aangegeven moet worden “wat één en ander gaat betekenen voor de medewerkers?” Meijer merkt op dat inbreng voor de discussies vanuit de faculteiten en diensten zelf moet komen. Bijleveld stelt voor dit door middel van stellingen te doen. De organisatie van de bijeenkomsten moet bij de UR liggen. Het college mag tijdens de bijeenkomsten alleen antwoorden geven (geen inleidingen). Misschien is een onafhankelijk voorzitter die de discussies leidt een idee.

Schrama rond dit punt af. Wijzigingen van concept teksten en nieuwe teksten worden rondgemaild. Hij geeft aan dat de hier geventileerde ideeën vrijdag aanstaande meegenomen worden in de commissie Zichtbaarheid.


13. Gemeenschappelijke regeling 3TU (UR 04-285) (agendapunt 12.)

De voorzitter geeft aan dat door te late toezending er geen discussie in de commissievergadering heeft kunnen plaatsvinden. Hij vraagt de leden of een inhoudelijke discussie hierover nodig is of dat er alleen vragen over geformuleerd moeten worden?

Wormeester merkt op het een ‘gevaarlijk’ stuk te vinden. Hij vindt dat hier zeker geen advies over instemming aan verleend moet worden. Hij vindt de teksten onduidelijk en vraagt zich af wie waaraan gebonden is?

Bijleveld vraagt wat de juridische status van de regeling is? Schrama merkt op dat dit inderdaad duidelijk moet worden. Wormeester vindt het niet concreet genoeg. Schrama zal een concept tekst opstellen. Hij verzoekt de leden eventuele vragen nog aan hem te mailen zodat deze in de brief vermeld kunnen worden.


14. O&O – projecten Deltaplan Bèta en techniek (UR 04-299) (agendapunt 13.)

Tot op heden is geen informatie van het college ontvangen. Het punt wordt wel op de agenda van de overlegvergadering geplaatst. Ribberink zal nogmaals navraag bij Ten Pas doen.

Ribberink merkt op dat hetzelfde geldt voor het onderwerp MBA opleiding.


15. Schriftelijke rondvraagpunten (agendapunt 14.)

a. Voorjaarsoverleggen. Uit de besluiten van het CvB is vernomen dat het college geen voorjaarsoverleggen meer zal houden. Gezien het nieuwe beleid om meer 'controlerend' te zijn, lijkt dit tegenstrijdig. Allen staan erachter hierover een vraag namens de UR aan het college te stellen.

b. Problemen E-mail bij studenten. Waals geeft een korte stand van zaken uit het overleg met ITBE en SNT. Hij krijgt vandaag nog nadere informatie. De problemen moeten op korte termijn opgelost worden aangezien verzenden en ontvangen van mail met wachttijden van 4 uur tot 4 dagen niet mogelijk mogen zijn. Waals zal de vraag formuleren.

c. Vestiging Friesland. Vanuit Friesland is een vraag binnengekomen in verband met het niet meer aanbieden van opleidingen in Friesland en de gevolgen hiervoor voor de medewerkers aldaar. Schrama merkt op hierover nog nadere informatie in te zullen winnen. Eventueel volgt een formele vraag hierover aan het college.

d. Centraal inloggen studenten. Bijleveld vraagt of er nadere informatie hierover is binnengekomen, naar aanleiding van de vraag hierover vorig jaar (2003). Hij zou graag de stand van zaken willen weten. Afgesproken wordt hierover een vraag aan het college te stellen. Ribberink zal deze formuleren.


16. Rondvraag (agendapunt 15.)

Bijleveld wil graag naar aanleiding van de bijeenkomst van de vakbonden die zojuist heeft plaatsgevonden een opmerking maken. Hij vraagt om meer algemeenheid bij acties die plaatsvinden en waarbij de naam van de Universiteitsraad gemeld wordt. De actie had bijvoorbeeld meer inhoud voor studenten gekregen, indien de bezuinigingen op het Hoger Onderwijs ook besproken waren. Er volgt een korte discussie hierover.

Meijer geeft nadere uitleg over de totstandkoming van deze actie. Hij meldt dat de spreker te laat en onvoldoende geïnformeerd is over de ondersteunende partijen in dit geheel. Hierdoor blijkt de tekst van de spreker nogal eenzijdig. Meijer merkt echter op dat hij de belichte punten wel belangrijk vindt omdat waarschijnlijk hiervoor meer actie zal moeten plaatsvinden dan voor de bezuinigingen in het Hogen Onderwijs. Bij volgende acties zal hier meer aandacht aan besteed worden.

Schrama merkt hierbij op dat het meer een principiële kwestie is waar hij achter stond.


17. Sluiting 17.20 uur