UNIVERSITEITSRAAD

GRIFFIE

BBgebouw – kamer 500




Agendapunt

Verslag vergadering 15 april 2003



UR

03-167



Vergadercyclus

20 mei 2003




Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 15 april 2003


Aanwezig:

Leden UR:

Beeker, Van Benthem, Berends, Brinkman, Van Doorn, Hazebroek, Holkers, Houweling, Huisman, Hummel, Meijer, Van Rijn, Schrama (vz), Wallinga-de Jonge, Wormeester

College van Bestuur:

Te Beest, De Jong, Van Vught

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig:

Becht (m.k.), Bulter (m.k.), De Olde (z.k.)




1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 13.35 uur de vergadering. Hij meldt dat Meijer gemachtigd is door Bulter om zo nodig namens laatstgenoemde een stem uit te brengen.

De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.


2.Mededelingen

Berends maakt melding van de onderwerpen die in de activiteitencommissie VSNU aan de orde zijn geweest. Hij noemt onder meer: studentenactivisme in relatie tot het academisch curriculum, allochtonenbeleid, behartiging van studentenbelangen op gemeentelijk niveau (dit wordt waarschijnlijk door de VSNU-SAC werkgroep studiefinanciering opgepakt, teneinde mee te helpen een standpunt voor te bereiden n.a.v. de rapportage van de commissie Vermeend rondom studiefinanciering en collegegeld). Nadere informatie is bij Berends te verkrijgen.


3.Verslag en aandachtspunten van de overlegvergadering van 4 maart 2003 (UR-03-116, UR-03.131)

Pag. 1 pt. 2 – Stand van zaken ICES/KIS-aanvragen: “t.w.v. k€ 200” te wijzigen in: t.w.b. M€ 200.

Pag. 6 pt.12, 2e regel: “commissie O&O” moet zijn: commissie P&S.

Met inachtneming hiervan wordt het verslag vastgesteld.


4.Brede bachelor Technische Natuurwetenschappen (UR-03.107, UR-03.104, UR-03.137, UR-03.118)

De Jong benadrukt het belang van dit voorstel voor de UT, onder meer gezien de landelijk gevoerde discussie (en zeker de binnen de TU’s gevoerde discussie) waarin het idee van de brede bachelor centraal komt te staan. Verder zegt hij dat het college met bijzonder veel respect kennis heeft genomen van het vele en inhoudelijk zeer goede werk van de betrokken opleidingsdirecteuren.


Vervolgens vindt discussie plaats over de tekst van het concept-instemmingsbesluit UR-03.137:

Voorlichting studenten

De Jong: Voorgeschreven is dat beide profielen vanuit het VWO toegang tot de opleiding bieden (hoewel ook De Jong van mening is dat Natuur en Techniek de beste aansluiting biedt). Momenteel is een politieke discussie gaande t.a.v. profielen; die is echter nog niet afgerond, en het zal nog een aantal jaren duren voordat een wijziging daadwerkelijk doorgevoerd zal zijn. Overigens maakt ook het college zich wel zorgen over eventuele repercussies van het advies dat nu aanhangig is t.a.v. de verdere vormgeving van de tweede fase in het voortgezet onderwijs; RM’s, VSNU en ook anderen hebben daartoe reeds stelling genomen.

Besluit: Aan het instemmingsbesluit zal onder “gehoord” toegevoegd worden dat er extra aandacht zal zijn voor studenten met het profiel Natuur en Gezondheid. Verder wordt besloten het concept-advies van de UR m.b.t. de aansluiting VWO-UT (UR-03.118) aan te houden en eerst een nader gesprek over dit onderwerp tussen De Jong en de commissie O&O af te wachten.


Individuele studiebegeleiding

De Jong: Individuele studiebegeleiding maakt onderdeel uit van het beleid dat binnen de faculteiten wordt gevoerd.


Verwijzende en selecterende functie van de propedeuse

De Jong: Bijzondere aandacht voor deze functie van de propedeuse moet er binnen àlle opleidingen zijn.

Besluit: Formulering in het concept-instemmingsbesluit onder “gehoord” is akkoord.


Profielen TNW-bachelor

De Jong: Uiteraard worden de profielen zorgvuldig uitgewerkt en wordt erop gelet dat ze niet te smal van opzet worden.


Minor

De Jong: De major/minor-evaluatie is al in gang gezet.

Ook in deze opleiding zal de minor wel degelijk aanwezig zijn, alleen over de vorm waarin dat gebeurt en de consequenties daarvan voor de rest van het curriculum moet nog verder gesproken worden, o.a. met de opleidingsdirecteuren – daarbij zullen ook de uitkomsten van de evaluatie meegenomen worden. Uitgangspunt is dat gemeenschappelijke afspraken gemeenschappelijk uitgevoerd worden. Mocht – in het theoretische geval – de evaluatie leiden tot een totaal andere onderwijsvorm dan nu voor ogen staat (zijnde opleidingen waarin de minor in het derde jaar is verwerkt) en de minor worden verworpen, dan zal ook daar gemeenschappelijk mee verder worden gegaan.

De voorzitter geeft een definitie van een minor: “Een samenhangend pakket van vakken waar een student voor 14 SP een keuze uit maakt, en welk pakket als minor is geaccrediteerd door de CCO.” De Jong kan zich goed vinden in die definitie.

UR: Het is heel belangrijk vast te stellen of ook door de buitenwereld positief wordt ontvangen wat de UT met de minor probeert uit te stralen. Verder is het de vraag of het overlaten van de keuze voor het al dan niet vaststellen van een minor aan de opleidingen op termijn niet leidt tot een kleinere keuzemogelijkheid voor studenten. Zien de opleidingsdirecteuren inderdaad ruimte om voor het derde jaar een minor te creëren? Dit wordt ter vergadering door opleidingsdirecteur Pouw (TN) bevestigd. De Jong vindt dat de UR het vertrouwen moet hebben dat de opleidingsdirecteuren een evenwichtig curriculum zullen produceren.

De voorzitter constateert dat hetgeen het college ter vergadering naar voren brengt (namelijk dat de vier opleidingen wel een minor omvatten en dat onder een minor wordt verstaan wat hij in bovenstaande definitie heeft aangegeven) nogal afwijkt van hetgeen op schrift van het college is ontvangen (waarin uitdrukkelijk wordt geïmpliceerd dat de vier opleidingen in het vervolg geen minor meer hebben). De Jong: Binnen de faculteiten is een stevige discussie gevoerd over de onderwijsvernieuwing. Daar is dit een uitdrukking van. Nu is de fase aangebroken om naar buiten te treden met een onderwijsconcept. Er moeten extra mogelijkheden voor instroom ontstaan. Dat wordt gerealiseerd door de grenzen van de opleiding en de competenties die binnen de opleiding worden aangeboden te verbreden. Verdere uitwerking moet nog plaatsvinden. Daar komt nog bij dat het nu naar buiten brengen van het concept van de brede bachelor voor de TNW-faculteit van uiterst groot belang is, omdat de UT daarmee voorloopt op de andere universiteiten. Het CvB vraagt van de UR vertrouwen dat een en ander vanuit de faculteit verantwoord wordt behandeld.

Besluit: In het instemmingsbesluit wordt onder “gehoord” bij het zesde bolletje de zinsnede “nu de faculteit TNW de studenten de minor uit het curriculum heeft gehaald” geschrapt. Tevens zal een overweging worden toegevoegd waarin wordt aangegeven dat het curriculum zowel met een MDOO als met een minor voldoende kan opleiden tot de beoogde competenties.


Werkdruk medewerkers

De Jong: De werkdruk is een punt van aandacht. Er is een faculteitsbrede discussie geweest over de vormgeving van de opleiding en er bestaat een breed draagvlak voor dit vernieuwende initiatief.


Met inachtneming van de ter vergadering gemaakte afspraken stemt de UR in met de instelling van de brede bachelor Technische Natuurwetenschappen.


5.RASO-regeling + Regeling Garantiebeurzen (UR-03.098a+b, UR-03.124)

De UR stemt in conform het concept-besluit zoals geformuleerd in UR-03.098a.


6.Nota Personeelsbeleid en Ziekteverzuimbeleid (UR-03.133)

Nota Personeelsbeleid

De Jong bevestigt de toezegging dat de UR zal worden betrokken bij de totstandkoming van de nota Personeelsbeleid.


Ziekteverzuimbeleid

De Jong: Uitgangspunt is dat in de CAO afspraken zijn neergelegd over de plaats waar de discussie gevoerd moet worden, en dat is het OPUT (het lokaal overleg). Wat betreft de afstemming in bredere zin: het college zal op een nader te bepalen moment de onderlinge verhouding graag nog eens aan de orde stellen; wellicht kan dan tot een convenant gekomen worden zoals voorgesteld door de UR – overigens is dat volgens De Jong primair een zaak tussen UR en OPUT. Meijer stelt dat er drie partijen zijn – college, OPUT en UR – en dat een convenant dus een zaak van die drie is.


De voorzitter constateert dat college en UR het op het punt van het instemmingsrecht t.a.v. het ziekteverzuimbeleid oneens blijven.


7.Voortgang Reorganisatie (UR-03.134)

Ontslagdreiging en bezwaarprocedures

De Jong: Het college heeft zeer goede hoop dat de reorganisatie, als die zo doorzet en als de betrokken medewerkers een meewerkende houding tonen, zonder gedwongen ontslagen zal kunnen verlopen. Garanties zijn er echter niet. Inmiddels zijn twee bezwaarschriften ontvangen.


Vervolgreorganisaties

De Jong kan op dit moment geen uitspraken doen over knelpunten. Meer duidelijkheid moet komen uit de nog te voeren gesprekken.


Reorganisatie technische dienstverlening

De Jong: Er wordt hard gewerkt aan de totstandkoming van het overeengekomen plan. Uitgangspunt is het aandeelhoudersprincipe, hetgeen in ieder geval betekent dat de verschillende eenheden de keuze kunnen maken om al dan niet als aandeelhouder te gaan optreden. Dat heeft consequenties voor de wijze waarop de betreffende dienstverlening vorm gaat krijgen. Er zal ook worden gekeken op welke wijze het werk het meest efficiënt kan plaatsvinden – dat kan dus ook uitbesteding betekenen.

Dit alles binnen de uitgangspunten zoals afgesproken, dus: geen personele consequenties.


Systematische voortgangsrapportage implementatieplannen

De Jong: In het halfjaarlijks overleg op strategisch niveau zou dit kunnen worden meegenomen. Over de evaluatie van de reorganisatie wil hij graag in de komende periode nader van gedachten wisselen en niet een halfjaarlijkse rapportage in het leven roepen anders dan het halfjaarlijks overleg op strategisch niveau.

Meijer: De vraag van de UR is ingegeven door het belang dat gehecht wordt aan het kunnen vaststellen of het al dan niet nodig is om het proces bij te sturen teneinde de doelstellingen te kunnen halen; dit zou dan per eenheid, en later getotaliseerd voor de UT, moeten gebeuren. De raad heeft namelijk geconstateerd dat er geluiden zijn dat niet overal volgens het reorganisatieplan wordt gewerkt. De Jong meent dat het niet zinnig is om met elkaar te praten over geluiden. Het college houdt heel nadrukkelijk contact met de managers binnen de eenheden over de wijze waarop de reorganisatie wordt uitgevoerd. Hij stelt vast dat, als het gaat om concrete problemen, het beeld is dat de reorganisatie op een sociaal adequate manier wordt uitgevoerd. Verder is over het bereiken van de bezuinigingsdoelstellingen uitgebreid gesproken bij de begrotingsbehandeling. En voor het bespreken van de kwaliteitsdoelstellingen van de reorganisatie is het nog te vroeg. Zijn voorstel is dan ook om volgens afspraak in de komende periode terug te komen met mededelingen over aanpassing van de implementatieplannen.

Meijer vraagt zich af waarom het college, als het wel voldoende inzicht heeft, niet rapporteert. De Jong antwoordt dat er niets verborgen wordt gehouden en dat met de voorzitter van de UR alles besproken wordt.


Afgesproken wordt dat het college zal bezien welke stukken er ter bespreking in het juni-overleg naar de raad gezonden kunnen worden; ook de UR zal zich voorbereiden en bekijken welke punten hij terug wil zien in dat overleg.


8.Vastgoed – O&O-Centrum en Budgetaanvraag renovatie TW-gebouw (UR-03.109, UR-03.109a, UR-03.101, UR-03.122)

TW-gebouw:

Van Vught: Het huurcontract voor het gebouw aan de Institutenweg loopt tot februari 2004; vanaf dat moment is herhuisvesting in het TW-gebouw voorzien. Verlenging van het contract wordt niet nagestreefd en zou bovendien relatief duur zijn. Er is dan ook sprake van grote tijdsdruk.

Na de brand is een eenmalig extra bedrag van M€ 5 ontvangen onder de conditie dat dat in 2003 ingezet wordt voor zaken die samenhangen met de brand. Het is de bedoeling dat bedrag in te zetten voor het TW-gebouw, zodat er financieel gezien geen zorgen zijn t.a.v. dit project.

Als dat bedrag wordt ingezet, kan er ook dit jaar voortgang gemaakt worden m.b.t. het VGP, dus ook wat dat betreft is er haast geboden.

Met andere woorden: het college zou instemming van de UR met het TW-project in deze vergadering zeer op prijs stellen.


Vastgoedplan O&O-centrum:

Het voorstel van het college is het plan te gebruiken om in totaliteit over het VGP te praten, dus over een groot aantal projecten, en daarop instemming van de UR te verwerven; de verdere projecten hoeven dan niet meer ter instemming aan de raad te worden voorgelegd, maar kunnen ter informatie worden aangeboden. Daarbij is tevens voorgesteld om vertrouwelijk het meerjareninvesteringsschema aan de commissie voor te leggen.

De UR voelt daar niet voor, omdat projecten die gepland zijn voor 2006 en 2007 nu niet te overzien zijn en het niet logisch zou zijn daar nu al mee in te stemmen – de situatie zou in de tussentijd immers nog drastisch kunnen wijzigen. De UR stelt daarom voor nu niet in te stemmen met het totale O&O-plan, maar op grond van een grondige analyse van de totale situatie de drie voor 2003 geplande projecten te behandelen en verdere grote projecten te bespreken op het moment dat ze aan de orde zijn. Overigens heeft de raad er begrip voor dat het college vertrouwelijke financiële informatie in commissieverband wil verstrekken; de portefeuillehouder is dan ook uitgenodigd voor een spoedig commissieoverleg, maar heeft daar nog niet op gereageerd. Te Beest stelt dat het college bereid is op korte termijn met de commissie F&V te spreken op basis van gedetailleerde informatie, maar vindt dat de UR daarna bereid moet zijn zich te buigen over instemming t.a.v. het totale plan. Instemming met het totale plan betekent niet dat de UR nooit meer mag meepraten. Het college is per definitie gehouden elk jaar in de jaarrekening erover te rapporteren, en natuurlijk zullen majeure afwijkingen aan de UR worden voorgelegd.


Na een korte schorsing geven de fracties hun mening:

CC: Bereid tot instemming met het project TW, waarna er wat meer tijd is overleg te voeren over het O&O-plan en het financieringsplaatje (wellicht is het mogelijk om naast de gedetailleerde informatie die de commissie krijgt, een wat globaler totaalkostenoverzicht aan de UR te verstrekken). Vervolgens moet er een afspraak worden gemaakt m.b.t. de instemming met het O&O-plan. Het is goed overeenstemming te bereiken over het kader waarbinnen de projecten moeten worden uitgevoerd; dat brede kader moet leiden tot een beperkt aantal instemmingsmomenten t.a.v. (groepen van) projecten, aan de hand van de actuele cijfers van dat moment.

DD: Afspraak maken over het aantal instemmingsmomenten en definiëren wat majeure afwijkingen zijn.

UReka: De instemmingsvraag t.a.v. TW nu afhandelen. Daarna spreken over de verdere aanpak, waarbij het heel belangrijk is te praten over het totale plan, dat als kader kan dienen voor de komende projecten. Zo lang de afzonderlijke projecten passen binnen dat kader en financiële info voorhanden is, hoeft de UR zich geen zorgen te maken over instemmings-, advies- of informatierecht.

In reactie op het bovenstaande stelt het college het liefst te zien dat er één instemmingsmoment komt m.b.t. het totale O&O-plan, en dat er condities worden vastgesteld op basis waarvan bepaald wordt of er nadere instemmingsmomenten moeten komen m.b.t. onderdelen.


Besloten wordt als volgt:

De UR stemt in met het beschikbaar stellen van het gevraagde budget t.b.v. renovatie en functionele aanpassingen van het TW-gebouw.

T.a.v. het vastgoedplan O&O-centrum zal in het agendaoverleg een afspraak gemaakt worden tussen college en UR-presidium over de wijze van behandelen in de UR (instemming met het gehele plan danwel per groot project). Het college zal proberen een formulering te vinden voor de condities voor besluitvorming, het presidium zal de procedure beschrijven, en vervolgens informeert het college de commissie F&V.


9.Overleg drie TU’s – voortgangsrapportage (UR-03.136)

Van Vught merkt op dat het niet de bedoeling is dat in de procesbrief onomkeerbare keuzes worden gemaakt; wel zullen voornemens aangegeven worden. Hij gaat ervan uit dat de brief in concept naar de UR kan worden gezonden op het moment dat deze naar de minister vertrekt.

Verder meldt hij dat het proces op dit moment in een stroomversnelling komt.


10.Evaluatie Digitale Universiteit (UR-03.100, UR-03.120)

De Jong zal de waardevolle aanvullingen van de UR zoals verwoord in UR-03.120 graag meenemen in de evaluatie.

Wat de contributieregeling betreft: het ministerie heeft aangegeven blij te zijn met de ontwikkelingen in de DU. Daarnaast is door de diverse leden van de DU vastgesteld dat er t.a.v. de onderlinge verhoudingen tussen de contributiebedragen problemen zijn; daarover wordt een gesprek gevoerd – de voorzitter is bezig de standpunten bij elkaar te brengen.


11.Planning besluitvorming, nieuw tijdschema (UR-03.135)

Te Beest: Op dit moment wordt gewerkt aan zowel de strategische plannen van de eenheden, de meerjarenraming van de UT als de evaluatie van het financiële verdeelmodel.

De strategische plannen van de eenheden zijn door het college ontvangen, rondgestuurd en deels besproken in het UMT. In mei vinden de voorjaarsoverleggen plaats en dan zullen de strategische plannen, waar relevant, en ook de voortgang van de reorganisatie besproken worden. In juni zal in het UMT de informatie zodanig besproken worden dat het de opzet kan zijn naar het volgende instellingsplan.

De meerjarenraming wordt op twee manieren opgepakt: voor de UT in totaliteit en per eenheid om te kijken wat de consequenties binnen het verdeelmodel zijn. Op 16 juni zullen in het UMT zowel de meerjarenbegroting van de UT als die van de eenheden besproken worden.

Evaluatie van het verdeelmodel: Daarmee is gestart. Doel is een en ander rond te hebben voordat het nieuwe begrotingsjaar begint. Het zal anders moeten gaan dan dit jaar het geval was – de implementatie moet beter en tijdiger. Verder moet een aantal technische punten verbeterd worden, zoals de door de UR aangehaalde punten, de infrastructuur voor het toeleverende onderwijs e.d. Besloten is in deze overgangsfase af te zien van het aanbrengen van majeure wijzigingen in het model, eerst de echte problemen eruit te halen en te zorgen dat het goed geïmplementeerd wordt.

Het college hoopt in mei a.s. de jaarrekening te kunnen toesturen.


Wormeester merkt op dat de tijd tussen het UMT-overleg op 16 juni en de geplande UR-vergadering op 24 juni wel erg kort is. Te Beest is dat met hem eens en stelt voor daar nog eens naar te kijken.


Meijer zegt wèl majeure effecten te voorzien , die om wijziging roepen. Naar zijn mening dient dan ook gekeken te worden of de eenheden voor de taken die zij vervullen voldoende middelen toegewezen krijgen volgens het model; zo niet, dan dient zo snel mogelijk bijgestuurd te worden.


Op de vraag van de voorzitter of voor de komende cyclus het veranderen van de parameters uitgesloten is reageert Te Beest met de opmerking dat de effecten in de middelentoewijzing voor een deel ook bewust gekozen zijn. Effecten die niet zijn beoogd moeten uiteraard wel bekeken worden. Gedurende de overgangssituatie hebben decanen, mits in goed overleg met de wetenschappelijk directeuren, de mogelijkheid met middelen te schuiven om juist dit soort strategieën vorm te kunnen geven.


De voorzitter merkt op dat de strategische plannen de instemming van de decentrale raden behoeven. Die instemming moet wel verworven worden op het moment dat er nog iets gewijzigd kan worden. Worden de plannen ingediend onder voorbehoud van instemming van de raden? Van Vught: De plannen zijn in concept-vorm in bespreking in het UMT. Hij neemt aan dat elk plan door de betreffende decaan aan de orde wordt gesteld in de eenheid.

Verder vraagt de voorzitter in hoeverre met de UR wordt gecommuniceerd over de evaluatie van het verdeelmodel. Te Beest: Dat gebeurt in de mei-cyclus, voorafgaand aan het opstellen van de begrotingsrichtlijnen.


12.Budget inrichting Capitool (UR-03.108, UR-03.132)

Van Vught: Het besluit tot huisvesting aan het Capitool is genomen na zeer intensief overleg met de decaan en veel eenheden uit de betreffende faculteit. Schrama merkt op dat met de medezeggenschap niet gesproken is en dat over de verblijfsduur al helemaal niet is gepraat. Te Beest wijst erop dat het de wens van de faculteit was bij elkaar te blijven; dat vraagt om een groot pand, en dit was het enig beschikbare. Huren was alleen mogelijk als het huurcontract van Ericsson werd overgenomen voor de gehele resterende looptijd. Dat laat onverlet dat, indien tussentijds vertrek wenselijk blijkt, het wel toegestaan is een andere huurder te zoeken. Wat de kosten betreft: er is een flinke compensatie ontvangen van Ericsson en de verzekering; daarnaast is een deel van de intern te bouwen wanden vergoed. De kosten van het pand komen overeen met de kosten die op de campus gemaakt worden, m.a.w.: kostentechnisch is er sprake van een voordeel.

In de begroting wijzigt er niets, alleen in de bestemming van de reserve huisvesting.

Schrama merkt nog op dat het thuiswerk een zeer grote vlucht heeft genomen als gevolg van de huisvesting.


13.Schriftelijke rondvraagpunten (UR-03.138)

13a. Huisarts op de campus

De Jong kan niet garanderen dat er te allen tijde ten minste één huisarts voor de campus beschikbaar zal zijn. Uiteraard blijft het college proberen de medische voorziening op de campus overeind te houden. Men is dan ook druk bezig gesprekken te voeren m.b.t. de vervanging van de huidige huisarts en het vestigen van een praktijk op de campus, maar de kans van slagen is niet groot. Daarbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden van samenwerking met praktijken in de stad. De meeste praktijken zijn echter overvol en er is een tekort aan huisartsen.

In de afgelopen weken is heel nadrukkelijk overleg gevoerd met één kandidaat die zich als huisarts op de campus wilde vestigen. Het college meent heel ver te zijn gegaan in het bieden van faciliteiten, maar uiteindelijk werden met de gestelde eisen toch de grenzen overschreden, aldus De Jong.

Mocht er op een bepaald moment onverhoopt geen huisarts op de campus zijn, dan kan de UT samen met Amicon ervoor zorgen dat mensen die duurzame behandeling of bijzondere zorg behoeven geplaatst kunnen worden bij een praktijk in de stad.

Wallinga-de Jonge wijst erop dat met name voor buitenlandse studenten de aanwezigheid van medische zorg op de campus van belang is, omdat het een bepaalde instelling van artsen vraagt om met deze groep om te gaan.


13b. Beleid t.a.v. EHBO UT

De Jong: Momenteel wordt gekeken naar de organisatie van de BHV op de campus. Hij zal vragen ook het punt van de defibrillatoren daarbij mee te nemen.


14.Rondvraag

Meijer: Is het college bereid een uniforme regeling te treffen om de kosten van verblijfsvergunningen voor individuele niet-universiteitsmedewerkers enigszins binnen de perken te houden?

De Jong: Navraag bij andere universiteiten heeft geleerd dat geen van hen bereid lijkt maatregelen te nemen. Het is wel een belangrijk punt en de UT is dan ook aan het inventariseren wat de effecten van het verhogen van de leges zijn; uniformiteit is daarbij uitgangspunt. In het algemeen ligt het niet in de rede om verhoging van tarieven vanuit de overheid door een andere overheid weer te laten compenseren.


15.Sluiting

De voorzitter sluit om 17.05 uur de vergadering.


*****