uit het overleg 2003 05 20

Aandachtspunten uit de overlegvergadering van de Universiteitsraad van 20 mei 2003


Vastgoed


De Universiteitsraad,


gezien:

Het Vastgoedplan O&O - centrum km. VGD/045/03/Sbg

De beantwoording van de vragen van de aprilcyclus


overwegende dat:

De nota Vastgoedplan een raming geeft van de ruimtebehoefte van de UT voor de komende jaren

Deze ruimtebehoefte zich vertaalt in een vastgoed investering van M€ 244. Hiervoor is een jaarlijks bedrag van M€ 21 voor rente en afschrijving noodzakelijk

De huidige middelen voor kapitaalslasten en IVH respectievelijk M€ 4 en M€ 5 bedragen.

De realisatie van de vastgoedplannen een verhoging van de kapitaalslasten met M€ 12 inhouden.

Deze extra kapitaalslasten opgebracht zullen moeten worden uit verdere opbrengst van de afgelopen reorganisatie en de nadere invulling van de resterende bezuinigingsplannen.

Deze plannen niet zonder negatieve gevolgen kunnen zijn voor het primaire proces.

De extra huisvestingsmiddelen van M€7 zoals geclaimd bij het ministerie noodzakelijk zijn om de gevolgen voor het primaire proces beperkt te houden.

De essentiële financiële stap binnen het vastgoedplan wordt gezet met de invulling van project 1 en 2 (huisvesting TNW en EWI)

Aanpassingen van het vastgoedplan in het najaar 2004 niet mogen leiden tot een specifiek huisvestingsprobleem voor TNW en EWI; een nieuwe plan kan consequenties hebben voor alle eenheden.


gehoord de toezegging van het college dat:

Op dit moment het vastgoedplan als raamwerk ter instemming voorligt. Hiermee zijn de 5 projecten gedefinieerd, evenals het tijdschema en het bijbehorende investeringsschema.

De UR op drie momenten instemmingsrecht heeft ten aanzien van de uitvoering van het vastgoedplan. Op deze instemmingmomenten komt de vraag aan de orde of de resterende vastgoedplannen nog passen binnen het investeringsschema, hoe de liquiditeitsontwikkeling is en welke invloed de vastgoedplannen hebben en zullen hebben op de uitvoering van het onderwijs en onderzoek binnen de UT. Een nadere inschatting van de benodigde vierkante meters, c.q. de behoefte aan nieuwbouw wordt tevens gegeven.

Deze instemmingsmomenten de realisatie zijn van de plannen van:

1.project 3 (CTW) en Hal VI, mei 2003

2.projecten 1 (TNW) en 2 (EWI), voorzien in najaar 2004

3.project 5 (BBT), voorzien in 2007

Bij het tweede instemmingsmoment, voorzien in het najaar 2004, duidelijk zal zijn wat de extra opbrengsten zijn van de huidige reorganisatie en de nog nader in te vullen verdere bezuinigingsplannen; dat dit samen met het meerjarenkader en de strategische plannen van de eenheden (te behandelen in juni 2003) zal zijn verwerkt tot een getrouw beeld van de te verwachten ontwikkeling van de financiële situatie van de UT, in het bijzonder van de primaire processen; dat de eenheden de aangekondigde verhoging van de vierkantemeterprijs in hun meerjarenbegroting verdisconteren; en dat het CvB de Universiteitsraad zal informeren over de uitkomsten hiervan.


stemt in met:

Het vastgoedplan O&O - centrum als raamwerk voor de toekomstige huisvesting van de UT.

Met de realisatie van project 3 en Hal VI.



Twente Scholarship Program

Het college zal de opmerkingen van de UR, verwoord in zijn brief van 15 mei 2003 (UR 03.168) betrekken bij de verdere behandeling van het TSP. Daarbij garandeert het CvB de UR het gelijkheidsbeginsel (dat wil zeggen :geen onderscheid in nationaliteit) in acht te zullen nemen.



Portfolio analyse

Het college zal ervoor zorgdragen dat de procedure met betrekking tot de portfolio analyse voor iedereen beschikbaar komt.


De Universiteitsraad,


gezien:

De notitie “Portfolio-analyse nieuwe stijl”, km. DIC 352.216

Het verslag van de commissie O&O dd 6 mei 2003

De nota onderzoeksbeleid van de UT


overwegende dat:

bij de behandeling van de nota onderzoeksbeleid de verwachting was dat vrijwel al het onderzoek in de technische faculteiten in gekantelde instituten zou worden ondergebracht.

Op dit moment de bestaande onderzoeksinstituten niet het volledige onderzoeksveld van de UT bevatten.

Met name potentials ook mogelijkheden kunnen bieden voor leerstoelen en onderzoeksgroepen die niet aan instituten deelnemen, c.q. een kiem kunnen zijn voor een onderzoeksinstituut.

krachtens het vigerend onderzoeksbeleid de selectie van speerpunt- en potentialprogramma’s flexibiliteit en vernieuwing moet bevorderen en dat dit streven niet mag worden belemmerd door het feit dat om procedurele redenen voorstellen alleen kunnen worden ingediend door WD's;

wordt bekeken of de Wetenschappelijke Raad in het kader van de portfolio analyse uitbreiding behoeft met leden met een technische achtergrond.

De onderzoeksinstituten multidisciplinair zijn.

Bij de kwantitatieve analyse van de past-performance geschikte onderzoeksvisitatie resultaten niet altijd beschikbaar zijn.

Onderzoeksstimulering zowel in de vorm van promotieprojecten als door middel van directe ondersteuning van vast wetenschappelijk personeel waardevol is.



adviseert

De samenstelling van de Wetenschappelijke Raad evenwichtig te laten zijn met leden met een voor het UT onderzoek afdekkende achtergrond op zowel maatschappijwetenschappelijk als technisch gebied.

De samenstelling van de Wetenschappelijke Raad meer bekendheid te geven binnen de UT. Hierbij moet ook de disciplinaire achtergrond en de werkkring van de leden van de Wetenschappelijke Raad vermeld worden.

Maatschappijwetenschappelijke leerstoelen welke participeren in een programma toe te laten voor zover zij niet in de vorige ronde betrokken zijn bij een gehonoreerd voorstel.

de restrictie op te heffen dat de toe te kennen middelen uitsluitend mogen worden aangewend voor tijdelijke medewerkers en de programmaleiding en de leerstoelen toe te staan desgewenst ook de onderzoekstijd van de vaste staf te financieren.



Overleg drie TU's, Sectorplan Wetenschap en Technologie

Het college onderschrijft het standpunt van de UR dat er ruimte voor medezeggenschap bij de Graduate School dient te zijn en zegt toe, zodra er in de Stuurgroep concept-besluiten aan de orde zijn, met de UR te zullen overleggen over de wijze van behandeling van een en ander in de raad.


UFO, implementatieplan

Het college meldt desgevraagd dat er ten aanzien van het implementatieplan Universitair Functieordenen per 1 juli een programma gereed is, op basis van afspraken met de eenheden, waardoor voor de medewerkers duidelijkheid ontstaat over het implementatietraject binnen de eigen eenheid.



In verband met het voortijdige vertrek van de collegeleden zijn de overige agendapunten niet plenair behandeld. Door het college is toegezegd de door de UR gestelde vragen met betrekking tot het Arbo- en milieubeleid (UR 03.160), de evaluatie major-minor (UR 03.170) en de schriftelijke rondvraagpunten (UR 03.174) nog in de loop van de week (week 21) schriftelijk te zullen beantwoorden.