UNIVERSITEITSRAAD

GRIFFIE

BBgebouw – kamer 500






Uw kenmerk


telefoon

053 489 2026

Ons kenmerk

UR 02 103

fax

053 489 2735

Datum

07 03 2002

e-mail

b.visser@bcvb.utwente.nl

Verslag van de extra overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 26 februari 2002


Aanwezig:

Leden UR:

Bloem, Van Doorn, Houweling, Hovenkamp, Jacobs, Kluitenberg, Meijer (UR-vz), Mulder, Prevaas, Schrama, Wallinga-de Jonge, Weber (techn.vz), Weijnen, Wittkampf

College van Bestuur:

De Jong, Van Vught

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig:

Barsema, Berkers, Van der Heijden, Thomasson




Opening

De voorzitter opent om 10.05 uur de vergadering en heet in het bijzonder welkom het nieuwe raadslid Marleen Kwast. De vergadering zal gewijd zijn aan bespreking van de instemmingsaanvragen ten aanzien van de registratie in het CROHO van een viertal opleidingen: Gezondheidswetenschappen, Sociale Wetenschappen, Technische Wetenschappen, Sociale Wetenschappen en Geneeskunde.


Eerst krijgt Wittkampf het woord, die aangeeft dat hem namens alle ter vergadering vertegenwoordigde fracties iets van het hart moet:

De limiet is bereikt als het gaat om medezeggenschapsprocedures, en met name t.a.v. de gebeurtenissen in de afgelopen twee maanden, die zich hebben geconcentreerd in de laatste week. Ten eerste is de UR erg verbaasd over de zeer late mededeling van het CvB dat de faculteitsraden niet meer geraadpleegd zullen worden over de instelling van de brede bachelors. Ten tweede kreeg de UR minder dan een week geleden pas informatie over de opleidingen. Dat is te laat. Hoewel de UR-leden allerlei prioriteiten opzij hebben gezet in hun agenda om te kunnen meewerken in een veel kortere periode dan waar de raad recht op heeft, bleek een goede voorbereiding niet mogelijk omdat de benodigde informatie ontbrak. Dit mag niet nog eens gebeuren, en de raad zal dan ook eisen gaan stellen voor de toekomst. De UR verwacht dat het college in het vervolg in een duidelijk tijdpad zal aangeven op welke momenten informatie wordt uitgewisseld, dat de raad op de hoogte gehouden wordt van veranderingen in de procesgang en dat het CvB bij onverhoopte knelpunten in de informatie-uitwisseling en het overleg zich net als de raad extra zal inspannen om er uiteindelijk uit te komen.

Als te zijner tijd de instemming van de UR met de instelling van de opleidingen aan de orde is, zal dan een toets zijn of de raad inderdaad in voldoende mate heeft kunnen oordelen aan de hand van informatie en overleg; mocht dat niet het geval zijn, dan zal niet worden ingestemd.


De Jong zegt dat het CvB deze opmerkingen ter harte zal nemen. Hij geeft nog wel een enkele nuancering: afgezien van de in de afgelopen week ter beschikking gestelde informatie is er ook informeel overleg geweest met de UR-commissie O&O en het presidium. Dat er in de afgelopen periode nog veel informatie beschikbaar kwam over de opleiding Geneeskunde komt omdat er alles aan gedaan is zoveel mogelijk op een rij te krijgen; de besluitvorming daarover komt later nog in de UR.

Wat de andere drie opleidingen betreft wil het CvB het besluit van de UR tot instemming met registratie graag zien als definitieve besluitvorming tot instelling van de betreffende opleiding, met name omdat daarover ook in de afgelopen jaren in verschillende fasen al het debat heeft plaatsgevonden. Bovendien zijn er voorzieningen voor getroffen in de begroting. Het college neemt vervolgens de verplichting op zich om er op een goede manier mee om te gaan, zowel wat betreft de financiering als de inschakeling van faculteitsraden.

Overigens waren er in de afgelopen periode in tegenstelling tot wat de UR stelt wel medewerkers beschikbaar voor het verschaffen van informatie. En uiteraard waren ook de CvB-leden op afroep beschikbaar, maar De Jong zegt niets gemerkt te hebben van een behoefte daaraan.

Het voorstel dat de UR doet t.a.v. een tijdpad ligt in het verlengde van hetgeen in het overleg met het presidium naar voren is gekomen; daar is vastgesteld dat het van het grootste belang is dat in een vroegtijdig stadium afspraken gemaakt worden over het tijdstip van aanleveren van stukken en besluitvorming. Uiteraard is het college bereid daar nader over te spreken, en De Jong stelt voor dat met het presidium te doen.


Van Vught beaamt dat er inderdaad al een aantal jaren gewerkt wordt aan het van de grond krijgen van bepaalde opleidingen. Voor Geneeskunde ligt het iets anders, maar ook die opleiding kan toch niet als een verrassing komen. Hij wijst erop dat het een uitermate politiek gegeven is om te proberen een opleiding Geneeskunde tot stand te brengen. Bovendien kwam er steeds weer nieuwe relevante informatie beschikbaar. Hij vraagt daarvoor begrip van de UR.


Vervolgens wordt overgegaan tot bespreking van de instemmingsaanvragen. Ter vergadering zijn de concept-besluiten van de UR uitgereikt. Aan de hand daarvan vindt de discussie plaats.



Opleiding Gezondheidswetenschappen

De UR stemt in met het voorstel van De Jong om bij de derde overweging de zinsnede “dan in een eventuele faculteit geneeskunde” te schrappen. De Jong wil graag verwarring voorkomen en benadrukt dat er wat het college betreft helemaal geen sprake is van een faculteit geneeskunde.

De heroverweging zoals bedoeld in de laatste overweging kan niet op heel korte termijn gemaakt worden, aldus De Jong, omdat de discussie hierover sterk vervlochten is met de verschillende processen die de universiteit aan het doormaken is.

De Jong stelt dat er voor de financiële onderbouwing van Gezondheidswetenschappen al ruimte is gereserveerd in de langetermijnvisie van de UT. De bredere afweging zal plaatsvinden binnen de vraag hoe verder te gaan met de brede bachelors en de financiering daarvan.

De Jong stelt voor t.a.v. de definitieve besluitvorming een formulering te kiezen waarin ervan wordt uitgegaan dat het besluit genomen is zodra aan de gestelde voorwaarden is voldaan, en dat te zijner tijd nader gesproken zal worden over een expliciet implementatieplan waardoor ook inzicht ontstaat in de benodigde investeringen om de opleiding van de grond te tillen.

Meijer merkt op dat voor de UR de ruimte die er is om investeringen te doen in deze en andere opleidingen, zwaarwegend is. De meerjarenramingen zijn destijds opgesteld in andere financiële omstandigheden, met andere vooruitzichten; intussen is de omvang van de centrale stimulering meer toegenomen dan destijds werd aangenomen. Naar de mening van de UR zullen in de komende maanden zowel de prioriteitenstelling als de omvang van de CS in den brede besproken moeten worden en zal t.a.v. de investeringen een tijdpad vastgesteld moeten worden. Die discussie zal eerst moeten plaatsvinden, alvorens een daadwerkelijk instemmingsbesluit m.b.t. een nieuwe opleiding te nemen.

Volgens De Jong moeten twee zaken gescheiden worden, nl. de brede heroverweging die momenteel plaatsvindt en het bezien hoe de middelen zo efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Want voor de financiering van de opleiding zijn middelen gereserveerd. Deze opleiding (en ook de opleidingen Sociale en Technische Wetenschappen) maken deel uit van een strategie die al een aantal jaren wordt gevoerd, namelijk te bereiken dat de universiteit een breder profiel krijgt waardoor een brede instroom van studenten mogelijk wordt.


De UR stemt in met de registratie van de opleiding Gezondheidswetenschappen in het CROHO conform het voorliggende concept-besluit, met dien verstande dat bij de derde overweging de zinsnede “dan in een eventuele faculteit geneeskunde” geschrapt wordt, en dat de UR na intern beraad zijn standpunt ten aanzien van instemming met een definitief instellingsbesluit bekend zal maken.


Opleiding Technische Wetenschappen

De Jong wijst erop dat er binnen de opleidingen groot enthousiasme en belangstelling voor deze nieuwe opleiding bestaat.

De Jong verzoekt de UR in de derde overweging de zinsnede “maar deze niet mag marginaliseren” te schrappen, om misverstanden te voorkomen. Motivering: in de afgelopen jaren is het meest geïnvesteerd in de vernieuwing van de technische opleidingen en het beleid dat nu gevoerd wordt om de komende periode fors te proberen met externe gelden extra instroom te genereren. De technische opleidingen zijn voor de UT van levensbelang. Schrama merkt op dat de betreffende zinsnede ook een signaal is naar de traditionele opleidingen die hun zorgen hebben geuit over een eventueel kannibalisatie-effect. De UR stemt in met het schrappen van de zinsnede, waarbij afgesproken wordt dat in plaats daarvan iets zal worden gezegd over de aandacht die nodig is voor de positionering van de disciplinaire opleidingen t.o.v. de brede bachelors.

De Jong stelt dat ook hij zeer hecht aan het raadplegen van de betrokken FR-en. In de afgelopen week was er absoluut geen tijd om wie dan ook op facultair niveau bij het proces te betrekken, behalve de decanen en de aanwezige opleidingsdirecteuren. Hij zegt toe de FR-en erbij te betrekken zo gauw er duidelijkheid bestaat over de verdere uitwerking van het concept van de brede bachelor; dit wordt op redelijk korte termijn verwacht.

Over de inhoud van de overige vragen van de UR is in de discussie over de opleiding Gezondheidswetenschappen al gesproken.

Van Vught vult aan dat in de behandeling van de wetsvoorstellen in de Tweede Kamer nadrukkelijk is gewezen op het belang van brede bachelors. Ook de minister heeft dat standpunt. Verder is het zo dat de ACO dit initiatief van de UT als voorbeeld stelt. Het CvB denkt dan ook hiermee een stukje extra profilering te kunnen realiseren.


De UR zal na intern overleg haar standpunt kenbaar maken.


Opleiding Sociale Wetenschappen

De Jong vindt het vanzelfsprekend dat er enige terughoudendheid bestaat. Toch doet hij een beroep op de UR het voorgenomen besluit te heroverwegen. Geprobeerd wordt de vernieuwing van de structuur van het onderwijs bij de UT zo goed mogelijk onderling (tussen de bestaande opleidingen) af te stemmen. Om die afstemming mogelijk te maken moet er zicht zijn op de komende ontwikkelingen. Als de brede bachelor Sociale Wetenschappen daarbij niet in beeld is, leidt dat later tot dubbel werk. Daar komt nog bij dat het vroegtijdig aanvragen van de registratie in de verdere procedures meer zekerheid geeft over het binnenhalen van de opleiding.

Van Vught voegt hieraan toe dat het een argument van tactische aard is. De minister krijgt waarschijnlijk de mogelijkheid om voor het studiejaar 2002/2003 eenmalig bestaande bachelors om te zetten in brede bachelors (inclusief bekostiging). Voor de UT geldt: als de registratie toch wordt aangevraagd, ondanks een negatief advies van de ACO, wéét de minister dat er in Twente zo’n initiatief is.

Wallinga-de Jonge merkt op dat de UR problemen heeft met de kwaliteit van de beschrijving van de opleidingen. Dat wordt nog versterkt door de stellingname van de ACO.

De Jong: Het college heeft veel vertrouwen in de opleiding. Inschrijving in het CROHO geeft het signaal voor de medewerkers goed na te denken over het ontwerp van de brede bachelor in samenhang met de opleidingen die worden aangeboden.

Uiteraard zal de UR op adequate wijze van alle nodige informatie worden voorzien als het zo ver is, aldus De Jong.

Van Vught dringt er nogmaals op aan dat de UR instemt met registratie, onder de voorwaarde dat later een inhoudelijk en kwalitatief goed voorstel wordt ontwikkeld alvorens de brede bachelor van start gaat.


De UR zal na intern overleg haar standpunt kenbaar maken.


Opleiding Geneeskunde

Dit deel van de vergadering is vertrouwelijk. Er wordt geen verslag van gemaakt.

Uiteindelijk wordt afgesproken dat over deze opleiding verder gesproken wordt als het kabinetsstandpunt bekend is.


Rondvraag

Van Doorn vraagt naar de term “bouwpastoor”. Van Vught denkt hierbij bijvoorbeeld aan een ex-decaan van een faculteit geneeskunde.

Jacobs verzoekt het college om een slotpleidooi met argumenten waardoor de keuze tussen enerzijds het instemmen met alleen de CROHO registratieaanvraag en anderzijds het instemmen met het instellen van de opleidingen zelf vergemakkelijkt wordt. Van Vught benadrukt dat de UT zich wil profileren langs drie kernen: technisch, maatschappij- wetenschappelijk en gezondheidswetenschappelijk. De UT zal groeien en naar buiten toe komt het krachtig over als de UR de strategie steunt, aldus Van Vught.


Sluiting

De voorzitter sluit de overlegvergadering om 12.30 uur onder aankondiging van verdere voortzetting van een en ander in een aansluitende interne vergadering.