UR 13-128 UR Besluit Nota Kaderstelling juli 2013


Aan het College van Bestuur






uw kenmerk

UR 13 - 128

telefoon

053 - 489 2027

ons kenmerk


fax

datum

10 juli 2013

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

bijlage(n)


cc.


onderwerp

besluit Nota Kaderstelling 2014 - 2018



Geacht college,


Met interesse heeft de Universiteitsraad kennis genomen van de kaderstelling en de herijking van de begrotingssytematiek waarop deze gebaseerd is. Bij de begroting 2013 is met het CvB afgesproken om te komen tot een meer beleidsrijke begroting. De kaderstelling is een duidelijke invulling van deze afspraak. Veel meer dan voorheen is er een duidelijke relatie tussen het voorgenomen beleid en de termijn waarop dit moet gebeuren en de middelen die hiervoor worden ingezet. De positionering van de prestatieindicatoren in de kaderstelling geven ook duidelijk ankerpunten voor toetsing van het beleid.


De Universiteitsraad heeft in de overlegvergadering van 19 juni 2013 ten aanzien van de onderwijsbegrotingssystematiek een aantal bezwaren geuit:

1.De nieuwe begrotingssystematiek die op basis van een t systematiek middelen aan onderwijsverzorgenden toewijst sluit niet goed aan op de toewijzing van middelen aan de opleidingen die de t-2 systematiek van de overheid volgt.

2.De toewijzing binnen de opleidingen gebeurt op basis van verwachte aantallen studenten, wat een te grove schatting kan zijn.

3.Er zijn geen algemene facultaire systemen waarin docent-inspanning wordt vastgelegd.

4.Het is niet duidelijk hoe de bekostiging van keuzemodules gerealiseerd gaat worden.

5.De inzet van docenten voor modules is nog niet volledig uitgewerkt.

6.Verdeling bij toegeleverd onderwijs is nog onduidelijk.

7.Alleen het eerste jaar TOM telt mee voor de begroting 2014 terwijl in dat jaar ook zo’n 40% van het tweede jaar wordt gerealiseerd.

8.Er is expliciet geen corrigerende systematiek om eventuele tekortkomingen van het model te corrigeren.

9.De gekozen overgangssystematiek leidt tot een ongewenste incentive voor docenten om inzet bij TOM te leveren en dat ten koste te laten gaan van het oude curriculum.


Het college heeft aangegeven niet op al deze bezwaren nu een antwoord te hebben aangezien het begrotingsproces zelf een deel van deze antwoorden moet leveren, vooral op facultair niveau. De Universiteitsraad heeft daarbij aangegeven dat op korte termijn duidelijkheid moet komen over de wijze waarop de verdeling van onderwijsmiddelen naar opleidingen vertaald wordt naar een toewijzing aan de faculteiten als beheerseenheden. Bij deze vertaling moet aangegeven zijn op welke wijze faculteitsgrensoverschrijdende toelevering van onderwijs verdisconteerd wordt, opdat hierover geen verdere onderhandelingen tussen faculteiten nodig zijn. Het college heeft aangegeven deze informatie voor 10 juli 2013 aan de Universiteitsraad ter beschikking te kunnen stellen. De commissie FPB heeft op 10 juli 2013 kunnen constateren dat voor het eerste jaar TOM onderwijs dit grotendeels gelukt is. Met name bij een drietal opleidingen is er een verschil tussen gewenste wiskunde-inspanning en de bekostiging die men hiervoor beschikbaar wil stellen aan de faculteit EWI.



BESLUIT:

De Universiteitsraad,

gezien:

- de concept Nota Kaderstelling 2014-2018;

gehoord:

de beraadslagingen in:

- de commissie FPB, dd. 05-06-2013

- de overlegvergadering dd. 19 juni 2013

- de commissie FPB dd 10-07-2013;

overwegende:

dat het college tijdens de commissie FPB bijeenkomst van 10 juli inzicht heeft

gegeven in de status van de verdeling van middelen door opleidingen. Bij deze

middelenverdeling is expliciet zichtbaar gemaakt hoe toegeleverd onderwijs

verrekend gaat worden; gehoord de toezeggingen van het college dat:

het CvB de decanen zal aanspreken op hun verantwoordelijkheid om zich maximaal in te spannen om de werkafspraken tussen opleidingen en vakgroepen en de daarbij behorende vergoedingen zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen; dat daarbij de verdeling van middelen binnen de faculteit geschiedt op grond van de adviezen van de OLD’s voor de verdeling van het budget; en dat bij de aanbieding van de faculteitsbegroting aan de FR in september 2013 de binnen de faculteit geldende afspraken over de verdeling van onderwijsmiddelen gerespecteerd zullen worden;

in de begroting 2014 aangegeven wordt op welke wijze het verschil tussen inkomsten op basis van t-2 en toewijzing op basis van t opgelost gaat worden;

het CvB uiterlijk in de mei cyclus 2014, voorafgaand aan de behandeling van de Nota Kaderstelling 2015, een systeem voor de verrekening van de keuzemodules en de bekostiging van de premasters heeft ontworpen en separaat aan de UR heeft voorgelegd ter advisering;

onbedoelde negatieve financiële incentives voor het verzorgen van onderwijs gerepareerd zullen worden, grote verschillen tussen gewenste en gerealiseerde inspanning zijn hierbij leidend. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt door het college in eerste instantie bij de decanen gelegd. In het geval deze negatieve incentives een grote omvang hebben, verschuift deze verantwoordelijkheid naar het college;

een evaluatie van de onderwijsbekostigingssystematiek is opgenomen bij de beschrijving van het verdeelmodel in de Nota Kaderstelling 2015;

besluit:

positief te adviseren ten aanzien van de Nota Kaderstelling 2014 – 2018.




Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,




dr. ir. H. Wormeester,

voorzitter