UR 11-326 Verslag overlegvergadering 9 november 2011

Overleg Vergadering


Concept verslag overlegvergadering UR-CvB 9 november 2011

Verslag door

E. Straatman

Kenmerk

UR 11-326

Datum

6 december 2011

Aanwezig UR




CvB


Afwezig m.k.

F. Lagendijk, J. Schut, D. Meijer, H. Wormeester, J. de Goeijen, G. Brinkman,

J. van Benthem, F. v.d. Berg, L. ter Heegde, P. van Waarden, M. van Geloven,

O. Escobosa Bosman, E. Meijer, A. Eftekhar, S. Kooreman, E. Gropstra, B. Harink,

D.J. Cornelissen

A. Flierman, K. van Ast, H. Brinksma, E. van Keulen


M. van Geloven, E. Meijer

Griffie

J. Ribberink



1.Opening

Lagendijk opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom.

-Met ingang van deze overlegvergadering zal het besprokene – als experiment – ook digitaal worden vastgelegd, ter ondersteuning van de verslaglegging.

-Er worden bij aanvang van de vergadering enkele foto’s gemaakt.


2. Mededelingen

UR

Er is één schriftelijke mededeling van de UR-griffie over de extra vergaderingen i.v.m. de Begroting.


CvB

Benoeming decaan GW

De BAC heeft unaniem besloten mevrouw prof. dr. Karin van Oudehoven voor te dragen voor benoeming tot decaan GW. Zij is hoogleraar sociale psychologie in Groningen en leidt het instituut voor Integratie en sociale weerbaarheid.


Technische Geneeskunde

Op 1 november jl. heeft de definitieve behandeling van de wet beroepen in de gezondheidszorg in het parlement plaatsgevonden. In de wet wordt opgenomen dat afgestudeerde TG-studenten bevoegd zijn tot het zelfstandig handelen in de gezondheidszorg (dit geldt met terugwerkende kracht). Dit moet nog in een ministeriële regeling wordt vastgelegd. Een belangrijke stap is in ieder geval gezet.

UT-lustrum

Twee bijeenkomsten worden onder de aandacht gebracht:

-De diësviering op 25 november a.s. De studentleden kunnen hun aanwezigheid doorgeven aan de UR-griffie (uitnodiging op naam).

-Een congres op 14 en 15 november a.s., georganiseerd door de UT en de EC over Kennisinstituten en bedrijfsleven. Tijdens het openingsdeel zal minister Marja van Bijsterveld aanwezig zijn. Namens de regio zal de burgemeester van Enschede een leerstoel “Technologie en Onderwijs” aanbieden. De aanwezigheid van de UR-leden wordt ook op prijs gesteld.


Uitvoeringsregeling Octrooien (UR 11-260)

Conform afspraak in de vorige overlegvergadering hebben Schut en Van Ast in samenwerking met

De Groot/Kennispark de hoofdpunten van de regeling afgekaart. De tekst van het besluit is gezamenlijk opnieuw geformuleerd. Als een octrooiaanvraag niet van positief advies is voorzien van de BDT en de faculteit de aanvraag toch doorzet, moet toch altijd effectuering door BDT plaatsvinden.

De aangepaste Uitvoeringsregeling wordt ter kennisgeving aangenomen.

3.Verslag van de overlegvergadering van 5 oktober 2011 UR 11 - 303

Tekstueel

Pag. 1, regel 18/19: “Is inmiddels ook een aanvraag bij NVAO ingediend” vervangen door “In afwachting op de besluitvorming is er nog geen aanvraag voor University College ingediend bij NVAO”.

N.a.v.

Pag. 1, regel 30 e.v. : Brinksma geeft aan dat de cijfers z.s.m. aan de UR worden voorgelegd. Er was een aparte excersitie nodig om vergelijkingen tussen de groepen te maken. Vorig jaar was het aantal boven de 20%, maar per 1 oktober is er een nieuwe groep bijgekomen. Nu ligt het percentage er net onder. Het blijft een punt van aandacht.

Op verzoek van Van den Berg vraagt Brinksma de percentages van Eindhoven/Delft op bij S&B.


Pag.2, regel 15; op de vraag van Van den Berg geeft Brinksma aan dat de kaders van de organi­satorische aanpak van het toetsbeleid zijn vastgesteld. Nu worden de antwoorden van de faculteiten geïnventariseerd en wordt een actieplan opgesteld. Het verslag van de Onderwijskundige Dienst wordt in december verwacht. Inmiddels is begonnen met de trainingen/cursussen.


Het verslag wordt gewijzigd vastgesteld.


4.Reglement Cameratoezicht UR - 281b / UR - 300

Instemming

De Goeijen resumeert het concept besluit, UR – 300.

De UR besluit in te stemmen met het reglement Cameratoezicht Universiteit Twente 2011.


5. Algemene gang van zaken RoUTe ‘14+ UR - 307

Bespreking

De voorzitter geeft aan dat Flierman eind vorig jaar de UR heeft aangegeven dat er vanwege externe omstandigheden veel op ons af zou komen. Bezuinigingen zouden noodzakelijk zijn, niet via de kaasschaaf maar via het maken van keuzes. In eerdere discussies heeft de UR aan­ge­geven dat eerst de strategie/visie moet worden bepaald en dat daarna pas invulling gegeven kan worden aan de reorganisatie. Het CvB wil gelden binnenhalen voor herinvesteringen in b.v. vernieuwing van het onderwijs en daar ligt het verschil van mening tussen het CvB en de UR. Eerst moet de begroting 2012 op orde zijn, de ondersteuning en de bezuinigingen, de keuzes moeten worden gemaakt en het tempo moet worden aangegeven hoe met investe­ringen wordt omgegaan. Dit alles is samengevat in de brief, UR – 307.

Flierman vraagt ter verheldering wat in het afgelopen jaar is veranderd, waarop Lagendijk antwoordt dat de financiële situatie (o.a. bankencrisis) de noodzaak tot bezuinigen nog duidelijker maakt. De UR maakt onderscheid tussen begroting en geplande investeringen. Wat betreft de investeringen moet pas op de plaats worden gemaakt: zoals eerder aangegeven gaat het om het maken van keuzes.

Van den Berg vult aan dat er inmiddels een toezegging is dat de 3TU-universiteiten extra middelen krijgen.

Flierman geeft aan dat het CvB de brief van de URaad niet “met gejuich” heeft ontvangen, maar heeft wel begrip voor het UR-commentaar over de deelplannen. De komende weken moeten hier conclusies aan worden verbonden. In zijn beleving lijkt het op twee doven die naar elkaar schreeuwen en niet horen wat de ander zegt. De UR vraagt zich af of de UT te veel hooi op de vork neemt, over voldoende spankracht beschikt om e.e.a. op de juiste wijze uit te voeren. Hoe met deze zorgen om te gaan? Enerzijds is samen in gesprek gaan over de noodzakelijke issues gewenst, zodanig dat een “crash” uit blijft, anderzijds worden de externe omstandigheden alleen maar ingewikkelder en ongun­stiger. Een bezuiniging van 12.5 miljoen is echt onvermijdelijk. De vraag is of een investering van 2.5 miljoen wel of niet moet worden gedaan. Ook landelijk vindt een discussie plaats over onderwijs rendement en vernieuwingen. Er worden strengere eisen gesteld aan de rendementen. We kunnen zo niet doorgaan. Er moet goed gekeken worden naar de financiële spankracht (financiën/personeel). Er is al veel voorbereidend werk gedaan rond het Twents Onderwijsmodel. Er mag niet “te veel druk op de ketel staan”. Ventiel, fasering inbouwen is in de vorige overlegvergadering gezegd. De UR is veel conservatiever dan het CvB en de RvT, aldus Flierman. Het CvB is veel positiever over de haalbaarheid vanwege de te hoge reserves. Binnen de politiek is een discussie gaande dat de reserves opgemaakt moeten worden. De Raad van Toezicht en de auditcommissie praten ook mee over de reorganisatieplannen. Gemodificeerd/gedoseerd handelen is nodig. Aan de beleidsmatige kant zijn vastgesteld de Visienota en de nota Sturing onderzoek 2010. Het CvB had een aantal voornemens, maar de externe omgeving is er bij gekomen. Er heeft een inhoudelijk debat plaats­gevonden over de langstudeerders. De VSNU en de overheid moeten aan het eind van november een besluit nemen, het zgn. bestuursakkoord. De eisen voor de rendementen moeten naar 70%, dat is een verdubbeling t.o.v. de huidige situatie. Dat is een majeure opgave. Genoemd worden brede bachelor, accreditatie, profilering als begrip voor de voorwaardelijke financiering. De UT krijgt de gelden maar moet wel een prestatie leveren. We moeten tegemoet komen aan de prestatieafspraken en dat is een enorme opgave. Die zin uit de brief van de UR over pragmatische korte termijn maatregelen lijkt een uitnodiging tot IN-Holland-gedrag. Het CvB en de RvT gaan niet akkoord met een under­coveroperatie richting Den Haag. De UR vraagt naar meer inzicht in de gemaakte keuzes rond de onderzoeksgroepen.

Flierman zegt toe dat (een delegatie van) de UR in een vertrouwelijke sessie met de rector en de decanen de onderliggende stukken over de besluitvorming kan inzien.

Wat betreft de werkdruk c.q. zelfde werk met minder mensen geeft Flierman aan dat de onderzoeks­taken die worden stopgezet, geheel vervallen. Voor een deel van de onderwijsmedewerkers blijft de taak zoals deze nu is. Daar waar nodig moet de functie medewerker onderwijs efficiënter worden ingericht of moet een toegevoegd docent worden aangesteld. Als het ons lukt het rendement omhoog te krijgen en meer studenten binnen te halen, krijgt de UT ook meer bekostiging. Maar dat kan alleen als de UT een aan­tal maatregelen neemt in plaats van het beleid ongewijzigd te laten. Herhaald wordt dat een bezui­niging van 12.5 miljoen onontkoombaar is, daar zijn we het samen over eens. De investerings­dis­cussie moet gezamenlijk worden gevoerd. Resumé: de afgelopen jaren zijn intern discussies gevoerd en de komen­de weken moeten deze worden afgehandeld. De lustrumactiviteiten vragen veel tijd. Daarom moeten het CvB en de UR na de diesviering in gesprek gaan en tot besluiten komen waar beide partijen achter staan. Vier aspecten worden genoemd: veranderingsproces onderwijsmodel (veiligheidsklep/sturing), bestuursakkoord VSNU-overheid, vertrouwelijke inzien besluitvorming onderzoeksgroepen en het specifieke akkoord tussen de UT met staatssecretaris Zijlstra.

Lagendijk vraagt zich af of een big bang dan niet meer aan de orde is (“lucht” zit bij Twents Onderwijsmodel?). Flierman wijst op de keuzes tijdens het lopende proces: verhelderen keuzes reorganisatieproces en herinvesteringsvolume. Meijer vindt dat inhoudelijke keuzes moeten worden gemaakt. Criteria moesten worden vastgesteld en toegepast. We zijn nu een paar maanden verder. Nu pas wordt de UR (vertrouwelijk) geïnformeerd over de keuzes die ten grondslag liggen aan de reorganisatie van de onderzoeksgroepen. Hij heeft geen behoefte aan vertrouwelijk te worden geïn­formeerd. Het gaat om vertrouwelijke informatie zonder toetsing van de achterliggende argumenten en zonder informatie vanuit de achterban. Op deze wijze kunnen wij ons werk niet goed doen. De facul­teits­raad van TNW is ook vertrouwelijk geïnformeerd over de reorganisatie van de vakgroepen, maar dat heeft ook niet tot andere conclusies geleid. Terugkoppeling naar de groepen waar het om gaat is noodzakelijk.

Lagendijk denkt er anders over omdat niet openbaar mag worden gesproken over personen. Dit verschil van mening moet binnen de UR worden besproken. (Her)investeringen en onderwijsmodel moeten “op poten worden gezet”. De discussie hierover is gaande, maar er is nog niet tot overeenstemming gekomen. Als de kosten hoger zijn dan het CvB beraamt, moet fasering in het achterhoofd worden gehouden. De meeropbrengst van de reorganisatie inzetten op strategisch onderzoek en onderwijs. Dat onderscheid kan inderdaad worden gemaakt.

Van den Berg: “sjoemelen”? Maar dat bedoelt de UR niet; jammer dat gesuggereerd wordt dat de UR dat doet.

Flierman leest de passage uit de brief over 30% / 70% rendement voor. Hij zegt dat er al het nodige is gebeurd. Lagendijk benadrukt dat het niet de bedoeling was de “kluit te belazeren”. Het woord ‘pragmatisch” moet uit de brief worden verwijderd.

Wormeester geeft zijn mening: geen marktaandeel vergroten, onderwijsmodel goedkeuren? Nee. Werkdruk: dit moet aan de voorkant gebeuren en niet aan de achterkant. Corrigeren is nodig. Flierman benadrukt dat er meer taken zijn die besproken moeten worden in de onderwijsgroep. Het voorkant-deel moet bij de investeringsdiscussie worden besproken. Het nieuwe onderwijsmodel moet meer studenten aantrekken en dat betekent meer werk. Welke student en waar, daar moeten we 2-3 jaar energie in steken. Uitval is erg duur voor de UT. Vermindering van de uitval kan bijdragen tot een positieve financiering. We kunnen constateren dat de proceskosten voor de invoering van het onder­wijs­model moeten worden gefaseerd. De issues van Wormeester over onderwjis/onderzoek moeten worden meegenomen.

Meijer haalt de bezuiniging van 12.5 miljoen aan. De afgelopen 30 jaar heeft een halvering van de onderwijsprijs plaatsgevonden. Daar moet nu nog weer 10% af (bestuurlijk akkoord VSNU-Den Haag). Meijer is van mening dat de meerjarenraming op een andere wijze moet worden ingevuld. Middelen voor primair proces en minder vrij maken voor investeringen, waardoor de onderwijsprijs minder zal dalen. Flierman meldt dat in april/mei 2012 individuele afspraken met de staatssecretaris gemaakt worden over rendement/onderwijsvernieuwing als voorwaarde om financiering te krijgen. De brede bachelor wordt wel opgenomen in het bestuursakkoord. De UT moet extra inspanningen plegen. Wij moeten daar nog over praten. Wat betreft de begroting is er een hardnekkig misverstand: deze kort ca. 10 miljoen. De korting van de EC-premies is daar nog niet in ver­werkt. Het CvB zet maximaal in om het geld dat staatssecretaris Zijlstra heeft weggehaald, weer binnen te kunnen halen. De 3TU-middelen mogen niet zomaar aan het onderwijs worden besteed. Dat er iets moet veranderen staat vast, hoe, daar moeten we de komende weken met de UR over praten. Op de vraag van Wormeester of veranderingen eenzijdig worden opgelegd, geeft Flierman aan dat de VSNU afspraken maakt met de regering. Het gaat om een tweetrapsraket: na het collectieve akkoord (nog in november) moet nog tot een individueel akkoord tussen de universiteiten en de staatssecretaris worden gekomen. Wormeester is van mening dat de UR eerst moet worden geïnformeerd over de inhoud, alvorens deze samenwerkings­over­eenkomst wordt aangegaan. Flierman geeft aan dat het alternatief is dat er geen akkoord komt en er eenzijdig regelingen worden getroffen. Zodra het akkoord er is, wordt de UR geïnformeerd. Lagendijk vindt ook dat de UR vooraf moet worden geïnformeerd, waarop Flierman toezegt dat de UR wordt geïnformeerd zodra het kan. De verhouding VSNU-regering is niet zo dat aan de informatiewensen van één universiteit tegemoet wordt gekomen. De Nederlandse politiek is voor­stander van rendementsverhoging door brede bachelors. Lagendijk stelt dat de UR zodra mogelijk wordt geïnformeerd en in december hoort de UR hoe het kan. Van Benthem haalt premier Balkenende aan die 10 jaar heeft gepraat over substantiële verhoging van het nationale R&D budget en wat is daar van uitgekomen? M.a.w. hoe betrouwbaar is de politiek? Flierman acht een inhoudelijke bespreking van het specifieke akkoord tussen UT en staatssecretaris met de UR logisch. Brinksma onderschrijft de inspanningen die de UT moet plegen om mee te doen. De rendementscijfers cohort 2007 na 4 jaar zijn gemiddeld 32%. Gemiddeld komen de faculteiten uit op hoog 30 – 20 onderkant. Opleiding BIT cohort 2007 12% na 4 jaar, ironie dat het hoogste rendement van 62% is gemeten bij Onderwijskunde. De omvang van de opleiding is klein en de kosten zijn hoog, zodat deze prestatie nauwelijks meetelt. 70% van de studenten haalt de eindstreep niet in 4 jaar en wij moeten zelfs naar 70% die het wel haalt. Duidelijk is dat daar veel inspanning voor nodig is. De rectoren van de UT, Delft en Eindhoven zijn door de NVAO opgeroepen om op 10 novem­ber a.s. te praten over de rendementen. Eindhoven en Delft kijken ook naar de opzet van modulair onderwijs. Bèta-VU wordt op een andere wijze ingericht. Het onderwijs moet didactisch en inhoudelijk anders worden ingericht. Den Haag stelt steeds hogere eisen maar we krijgen minder middelen. Er moet een context leermodel komen en dat levert meer bekostiging van het onderwijs op. Duizenden individuele vakken betekenen een zware last. Het modulair onderwijs kent ca. 100 modules.

Lagendijk: Het gaat ook nog om de visie totaal, financiële en personele spankracht. Brinksma wijst er op dat niemand kan inschatten wat het nieuwe model oplevert. Flierman vindt dat een goede begeleiding van het proces nodig is. Er moet goed gekeken worden naar de (gefaseerde) overgang van de oplei­dingen. Meer systemen naast elkaar vergen ook meer spankracht. Wij moeten door deze hoepel springen. De hoofdlijnen van deze aanpak zijn duidelijk. Brinksma acht het van belang dat er exercities worden gemaakt en dat er een zorgvuldige planning wordt aangehouden zodat er geen ongelukken gebeuren. Brinkman zegt dat als je iets doet, het goed moet gebeuren. Meijer haalt het rendement Twents onderwijsmodel aan, dat per 2017 op peil zal geraken. De politiek eist op korte termijn duidelijke rendementsverbetering. Lagendijk wijst op het huidige flankerend beleid waarbinnen op korte termijn resultaten kunnen worden gehaald. Het nieuwe Twents Onderwijsmodel is gericht op de lange termijn. Nee, zegt Brinksma, de staatssecretaris weet dat de resultaten van het nieuwe model niet na één jaar te meten zijn. Van den Berg vraagt zich af hoeveel diploma’s er na 4 jaar worden uitgereikt volgens het nieuwe model. Nu geldt de zachte knip nog, volgend jaar niet meer. Meijer vraagt of het CvB het er mee eens is dat wij majeure inspanningen moeten verrichten om de rendementen voor de nieuwe generatie aanzienlijk te verhogen. De rector geeft aan dat het CvB al het mogelijk moet doen. De kaders van het nieuwe model moeten worden ingevuld, studentbegeleiding en tentamenkansen moeten worden meegenomen. Wormeester geeft aan dat er reflectie naar de huidige studenten toe moet zijn. Voor de generatie nu-2012 moet eerder duidelijk gemaakt worden dat het niet deze keuze is maar die keuze. De opleiding moet er voor zorgen dat de student op de goede plek zit en niet wachten tot 2013. Brinksma is het met dat uitgangspunt eens: BSA-overall.

Lagendijk is van mening dat de huidige generatie ook deze mogelijkheden wordt geboden. Brinksma haalt aan dat de problemen in essentie op termijn moeten worden opgelost. Meijer zegt dat de studenten vakinhoudelijk goede begeleiding nodig hebben. De EC-prijs wordt door het college met 20% gekort en daar ligt dus het probleem, maar de rector vindt dat dit argument iets te gemakkelijk wordt gebruikt. Lagendijk haalt aan dat ventielwerking door het CvB wordt ondersteund en dat de fasering met de UR bespreekbaar is. Hij vraagt de toezegging van het college maatregelen te nemen om de rendementen voor zittende studenten omhoog te halen met de kennis van nu. De UR en het CvB moeten hier samen over praten. De rector wil geen herhaling van zetten, wel gedachtenwisseling over wat dat inhoudt. Lagendijk: ventiel, fasering onderwijsmodel invoeren, in de huidige situatie ook rendementen verhogen. Flierman is van mening dat het en/en moet zijn. Onderwijs ventiel en rende­ment huidige opleidingen verhogen. Wormeester herhaalt dat het aan de voorkant moet gebeuren. Lagendijk beaamt dat CvB/UR het eens zijn over de procedure. Van Ast: met de kennis van nu? Over de 12.5 miljoen zijn we het eens. We weten dat wij op onderzoek in 2012 4.6 miljoen worden gekort. Dit bedrag wordt vrijgemaakt met het reorganisatieplan. Het onderwijs wordt in 2013 met naar ver­wachting 3.5 miljoen gekort. Het CvB kort met die procenten waarmee de UT wordt gekort. Het onderwijs moet goedkoper worden, dat moet worden onderstreept, of we het leuk vinden of niet.
Brinkman geeft aan dat het een middel is, het onderwijs moet goedkoper. We zijn het niet eens over het financiële plaatje. Lagendijk vult aan dat er moet worden aangetoond dat de investeringen die moeten worden gedaan om het nieuwe model op poten te zetten inderdaad voldoende zijn.

Gropstra geeft een voorbeeld vanuit zijn eigen studentsituatie. Er zijn veel afstudeerders onder begeleiding van één persoon. Wormeester verwijst naar de discussie met de RvT over de financiële situatie van de UT: macro/micro. Veel zorgen voor de toekomst: korting EC, verhoging m2-prijs, korting promotie­premie. De spankracht op microniveau: het met plezier werken is de grootste zorg. Zijn wij in staat deze spankracht te leveren? Wellicht bij centrale leiding wel? Flierman acht dit ook een punt van discussie straks.

Wormeester heeft vooral zorgen over de spankracht in het primaire proces. Er moet meer gepresteerd worden en er moet meer ingeleverd worden. Van Ast geeft de realiteit aan: minder onderzoeksgeld betekent ook minder onderzoek doen. Meer werk doen met minder medewerkers is op den duur niet vol te houden. Wormeester geeft aan dat het bijv. niet met twee promovendi minder kan, omdat er dan ook minder budget is. Flierman benadrukt dat nog een discussie gevoerd kan worden over de werkdruk binnen het onderwijs. Als er minder geld gaat naar onderzoek, wordt het volume ook minder. Het is een lastige discussie.

Lagendijk rondt de discussie af en schorst de vergadering voor 10 min.


De fracties worden in de gelegenheid gesteld een reactie te geven.

CC-Schut: het doel is om de globale lijn en samenhang door te nemen. We komen steeds weer op de details terug. Het voorbeeld van de voorzitter CvB over de twee doven is niet helemaal zo gebleken. Laten we University College, Twents Onderwijsmodel en begroting 2012 allemaal bespreken in de raad. De deelaspecten zijn niet los te koppelen maar hebben allemaal een verband.

UReka-van Waarden: net als CC, kunnen de verschillende documenten niet los gezien worden, maar het is ook een groot geheel. We hebben behoefte aan een samen­hangend document en willen daar duidelijk over praten, er is te veel op één moment: financiën, vermindering personeel, kwaliteit van het onderwijs (zorgen). Waar blijven de studenten?

Pro UT-Van Benthem: ondersteunt het CC-standpunt

PvdUT-Gropstra: we verzanden in deelgebieden -, University College – campusvisie – onderwijsplannen. De samenhangende deelgebieden zijn zeer ingrijpend en hebben verstrekkende gevolgen. Wil graag prioritering van het CvB in apart document. Is visie RoUTe’14+ van vorig jaar reëel? Gaande het proces randvoorwaarden invoeren?

Chairman-Lagendijk deelt het standpunt van UReka en PvdUT. Er ligt een visiedocument RoUTe’14+. De strategische uitwerking is zwak. Gelet op de ontwikkelingen is het wellicht mogelijk, gezien de discussie, een “overalldocument” op te stellen. Gelet op de discussies in het UMT e.d.: hoe sluit RoUTe’14+ nu aan in deze voort galopperende tijd. Er zijn zorgen ten aanzien van de spankracht – zowel financieel als personeel, ook blijkend uit de reacties van faculteitsraden. Gehoord het CvB stelt hij voor verschuiving, ventiel, fasering in te voeren. Het CvB zou kunnen kijken of er andere ingrepen mogelijk zijn i.p.v. korting op de promotiepremie. Het CvB wil maatregelen treffen voor rendementsverhoging van zittende studenten, Lagendijk is benieuwd welke dat zijn.


Flierman wijst er op dat de langstudeerderskorting en de tweede korting al vanaf december 2010 boven ons hoofd hing. Hij zegt toe dat de overalldiscussie kan worden voortgezet in de volgende cyclus. Het document waar UReka om vraagt wordt opgesteld: overallvisie, herijking, samenhang, concreti­sering op punten. De discussie over de verschillende visies op het nieuwe onderwijsmodel wordt ook voortgezet. Gezien de discussie lijkt er ruimte te zijn dat UR en het CvB er uit komen: kosten van transitie onderwijsmodel, de staf zal de rendementen nagaan, passende financiering, fasering, ventiel, kijken naar herinvesteringen, kwaliteit onderwijs/onderzoek (fasering en concretisering). De keuzes rond de reorganisatie van het onderzoeksproces worden in een besloten gesprek toegelicht. Er wordt gekeken naar rendementsverhoging van huidige studenten, het specifieke bestuurlijk akkoord komt ter bespreking in de URaad voor het zetten van de handtekening. Het hoofdlijnenakkoord is op afstand. Op 29 februari 2012 brengt staatssecretaris Zijlstra een bezoek aan de UT. Wellicht is het mogelijk een gesprek met de UR te plannen zodat de zorgen van de UR geventi­leerd kunnen worden en hij een toelichting kan geven.

Lagendijk benadrukt dat het CvB in het gevraagde document duidelijk de gemaakte keuzes aangeeft, waarop Flierman verwijst naar vertrouwelijke inzage wat betreft het onderzoek. Meijer voegt er aan toe dat het gaat om veranderingsbeleid: waarom iets veranderen moet, moet ook worden aangegeven in het gevraagde document. Hij vraagt zich af of het document soms hoofdstuk 1 van het reorganisatieplan zal zijn. Lagendijk sluit de discussie af.


6. University College UR 11 - 280 / UR 11 - 298

Wormeester verwijst naar de gesprekken met het CvB tijdens het voorbereidingstraject. Hij geeft een korte toelichting op de brief van 29 oktober jl., UR – 298 en benadrukt waarom de UR op dit moment nog geen instemming kan verlenen. Brinksma ziet de UR niet graag tussen wal en schip vallen. De zorgen van de UR rond het sterke science profiel kan hij niet goed plaatsen. Het onderscheid UC t.o.v. landelijke colleges moet worden geaccentueerd. Het talent dat de UT wil binnenhalen is typisch N-profiel. Selectiegesprekken geven voldoende borging dat de studenten de technische science kunnen verwerken. Bij UC zijn alle invalshoeken van meet af aan belangrijk. Hoe ligt de verhouding met AT? De opleidingsdirecteur ziet dat enige vorm van kannibalisering mogelijk is, maar anderzijds ook aanzuigende werking voor AT. Het UC kan ook voor andere aanzuigingen zorgen. Wat betreft de taligheid van docenten geeft Brinksma aan dat wordt getoetst door NVAO en door de accreditatie. Als wij de UC jaren geleden al hadden ingevoerd dan zou het passen in het huidige spectrum van opleidingen.

Meijer vraagt wat de business case voor het gehele onderwijs is. Niet elke opleiding draait met winst. UT-breed moeten we positief uitkomen. Brinksma herhaalt dat UC groter moet worden. De discussie kan in het traject van de rijdende trein worden gevoerd. Het UC moet met een redelijke exploitatie draaiende worden gehouden. Als blijkt dat dat niet mogelijk is, moeten we er mee stoppen. De levensvatbaarheid van het UC moet in de praktijk blijken. De verwachting is dat het UC een hoog rendement oplevert. Business case 3 ton en de afdracht van centraal is 5 ton. De opzet van het UC en de financiële ontwikkeling zijn meegenomen. Breed verband: wat zijn de extra kosten in totaal voor UT? Het CvB zal op alle punten serieus ingaan, ook de kleinere vragen van de UR. Wij verwachten een belangrijke uitstraling naar versterking van het onderwijsgebouw. De UR heeft in het verleden dependancemogelijkheid aangehaald en gezegd: “college doe iets!” Het CvB doet nu iets: een unieke profilering van een opleiding. Het ministerie geeft ons de mogelijkheid deze plannen uit te werken. Het is nu of nooit. Als wij dit nu niet doen, is deze unieke kans van de baan en geeft het andere universiteiten de kans de stok over te nemen. UT: ingeniëren / ingenieur. De kosten mogen niet uit de pas lopen t.a.v. andere opleidingen.

Brinkman: zeker doen dus? Maar wat gaan wij niet doen? UC is één ding, maar wij moeten het in het geheel zien. Brinksma heeft begrip voor de zorgen van de UR, er komt veel op ons af. Nu zijn er kansen om iets te doen aan de financiële spankracht. Hij herhaalt dat de levensvatbaarheid van het UC in de praktijk moet blijken. Is dat niet het geval, dan volgt afbouw. Het gaat niet om keuzes maken tussen UC en het Twents onderwijsmodel.

Lagendijk concludeert dat de raad is geïnformeerd over het UC. Het CvB wil een nieuw huis bouwen, maar je eigen huis kan niet in één keer worden verbouwd. Dat moet ook in fasen gebeuren. In het door het CvB toegezegde overalldocument moet ook aandacht worden besteed aan hoe dat huis kan worden verbouwd. Brinksma vraagt zich af waar de klem zit, wat te doen. Er moeten procesafspraken worden gemaakt waarin is verwoord hoe met moeilijkheden wordt omgegaan. Gropstra wijst erop dat de keuze voor UC vroeg in het proces moet worden genomen. Later zouden er wellicht andere keuzes worden gemaakt. Weer het totaalplaatje, overall, de strategische plannen van het college voor de komende jaren. Lagendijk verwoordt het als volgt: “de worst ziet er goed uit, maar wellicht kan er een plakje af”. Wormeester vraagt naar het generieke van de opleiding, hoe ziet het curriculum er uit, hoe het onderwijs. Een andere loot in het pakket is hoe de communicatie met de studenten verloopt. Het onderwijs is zwaar science georiënteerd i.p.v. social science-karakter. Brinksma benadrukt dat dat absoluut niet zo is bedoeld en dat moet worden gekeken naar de redactie van bepaalde passages. De bedoeling is breed-science. Hij heeft het UR-sentiment ge­n­o­teerd. Het CvB en de UR moeten pragmatisch kijken hoe de voorbereiding voor de e.v. cyclus vorm krijgt.



7. Nota naar een Twents Onderwijsmodel UR 11 – 278

1e bespreking

Van den Berg geeft aan de hand van een PowerPointpresentatie de visie van de UR aan rond TOM. De huidige problemen worden geschetst. De vraag is of TOM aantrekkelijker is voor de studenten. Wat voor soort studenten en wat gaan zij studeren? Is het TOM-onderwijs goedkoper? De stand van zaken rond de BMT-pilot wordt aangegeven: 2 fte meer vanwege inzet tutoren en coördinatie kwartiel. Al met al zijn er veel vragen. Osiris werkt nu nog niet naar wens, een schaduwboekhouding is zelfs nodig,. Daar komt dan nog Osiris-2 bij.

Brinksma vindt de UR-vragen relevant, maar herinnert de UR graag aan de andere kant. Niets doen is geen optie. De huidige situatie geeft grote problemen. Langstudeerders, rendement, weinig flexibiliteit. Didactische studies geven aan dat serieel modulair onderwijs 10% meer opbrengt. Gewezen wordt op het belang van de zelfwerkzaamheid van de studenten en het peer-learning. Het succes van het modulair medisch onderwijs (Groningen) blijkt uit een geleidelijke toename van het rendement met 10%. De studiesnelheid wordt met een jaar teruggebracht. Ook wordt verwezen naar dezelfde uitkomst in Nijmegen. De uitgangspunten van TOM zijn o.a. beperken van de herkansings­mogelijk­heden, studiesnelheid en rendement. Het toetsbeleid moet worden vereenvoudigd. De Pilot BMT is een interes­sante inrichtingsvraag. Er is gestart met enkele modules. De vraag is of wij zo’n modulair concept kunnen inrichten. Het gaat om kostenbeheersing: modules worden gemeenschappelijk gemaakt. De BMT-pilot is nu stand-alone en vergt dus meer begeleiding. Osiris is nu nog geen succes. De kern functionaliteit van Osiris is community, het bedienen van het onderwijsgebeuren in zijn diversiteit. Eén van de belangrijkste debets aan het goed functioneren is de enorme eisen vanuit de verschillende opleidingen. Enige vorm van uniformiteit is gewenst. De centrale administratie van de studievoortgang van TOM wordt van b.v. 1000 vakken teruggebracht naar 100 modules. Het is natuurlijk wel mogelijk dat administratieve problemen binnen een module ontstaan. Er is onderzoek gedaan naar de aantrekkelijkheid van de huidige opleidingen tijdens voorlichtingsmomenten. In ervaringsuitwisseling met collega-rectoren bleek ook dat middelbare scholieren alleen maar de eigen middelbare school kennen. Ze weten niet hoe een universitaire opleiding eruit ziet. Er is geen twijfel over: met langstudeerdersboetes en de aantrekkende financiële crisis is het zeker dat de universi­teiten gekort worden. Het is van belang dat studenten tijdig door de bachelor/master komen en dat is de relevantie van het nieuwe onderwijssysteem. Speculatief is of wij van het systeem een succes kunnen maken en ook de te verwachten aantrekkelijke werking is speculatief. De UT wil meer dan alleen reguliere studenten aantrekken en moet daarom iets speciaals bieden.

Lagendijk geeft aan dat de inleiding van Van den Berg digitaal naar het CvB/de UR wordt gestuurd. In het vervolgproces zal specifieker worden ingegaan op de inleiding en de antwoorden van de rector.

Op de vraag van Gropstra welke definitie wordt gebruikt voor studierendement, zegt de rector toe dat hij dit zal uitzoeken.

De vraag van Van den Berg of het clusteren goedkoper is, gezien de extra kosten bij BMT voor de inzet van o.a. tutoren, wordt ook meegenomen door de rector.


8. Reorganisatieplan UR 11 – 249 / UR - 306

Advies

Meijer geeft een korte toelichting op de brief van de UR d.d. 28 oktober jl., UR 11 – 306.

Het CvB heeft aangegeven dat een nieuw document wordt aangeboden waarin aan de vragen van de UR wordt tegemoet gekomen. Wat betreft de personele gevolgen lijkt de schijn van discriminatie aanwezig. De vakbonden zullen er een punt van maken.

Lagendijk stelt dat de vragen van Meijer zijn gesteld uitgaande van de oude nota en stelt voor het debat te voeren aan de hand van de nieuwe nota. Van Ast stemt daarmee in, maar wijst er op dat de bezui­ni­ging van 5 miljoen exclusief de promotiepremie is. De vermindering van de EC-korting i.v.m. herinves­teringen komt aan bod in de nieuwe nota. Het leeftijdscriterium is positief bedoeld. De lande­lijke bonden durven het niet aan. Het CvB zal kijken wat dat betekent. Een oplossing is natuurlijk verloop. Nagegaan moet worden bij decanen of meer gedwongen ontslag kan worden voorkomen. Het CvB is iets socialer dan de bonden. Reserves worden ingezet voor het reorganisatiefonds en anders uit de 1e geldstroom. Het CvB heeft niet veel keuzes. Het CvB kijkt in geval van gedwongen ontslag naar in-en externe herplaatsing. Het gaat er om dat iemand van de functie wordt afgehaald en dat het sociaal plan in werking treedt. De bonden laten deze week weten of ze wel of niet akkoord gaan met de omschrijving. Flierman onderschrijft het belang van herplaatsing c.q. van de functie afhalen en ander werk te geven. In het nieuwe document zullen deze criteria wordt aangescherpt. Het CvB aanbod om de discussie te voeren ligt er, maar dat is een discussie over personen en is dus vertrouwelijk.

Er lopen enkele reorganisatie­processen (o.a. communicatie) die uit centrale overhead worden bekostigd. Meijer wijst op natuurlijk verloop: voorspelbaar en niet voorspelbaar. Medewerkers hebben zelf al een andere baan gezocht, gezien de komende reorganisatie. De met ontslag bedreigden moeten van werk naar werk worden begeleid, en het resterende deel kan via natuurlijk verloop. Dat betekent aanpassing van de budgeten van de eenheden. Samenhang in plannen (financieel, organi­sa­torisch en nieuw beleid). Er moet gezocht worden naar nieuw evenwicht en dat moet worden toegepast in de reorganisatie.

Met de toezegging dat het CvB deze suggestie meeneemt in de nieuwe nota die deze week aan de UR wordt gestuurd, sluit de voorzitter de discussie af.

9. Nota Kaderstelling 2012-2016 versie II UR – 251 / UR 11 – 306

Informatie

Wormeester geeft een toelichting op de brief van de UR d.d. 28 oktober jl., UR 11 – 302.

Van Ast geeft aan dat de begroting 2012 wordt losgekoppeld van de meerjarenbegroting. De gevol­gen voor de meerjarenbegroting worden besproken als de besluitvorming over de reorganisatie is afgerond. Meijer wijst op de bezuinigingstaakstelling en de strategische keuzes onderzoeksgroepen. Begroting 2012: er wordt een reorganisatiefonds gevormd, maar dat moet nog worden besloten. Als UR en CvB tot de conclusie komen dat de reorganisatie niet in deze vorm wordt doorgevoerd, wat zijn dan de gevolgen voor de begroting/reorganisatiefonds? Van Ast antwoordt dat de begroting wordt opgesteld in de verwachting dat de UR het eens is met de reorganisatie en de uitvoering. Als blijkt dat de UR niet instemt, dan wordt de begroting aangepast.

10. Stavaza 3TU

Per 1 januari 2012 rouleert het voorzitterschap van diverse commissies. H. van Duin volgt Brinksma op als voorzitter van de bestuurscommissie Onderwijs. Het voorzitterschap van de 3TU komt naar de UT, en dus ook het voorzitterschap van 3TU.M.


11. Stavaza NoNed

Er worden inhoudelijke gesprekken gevoerd over techniek, technische geneeskunde en bedrijfskunde. Duidelijk is dat in de discussie rond het bestuurlijk akkoord elke universiteit iets te zeggen heeft over de eigen profilering. De instellingen in NONed en de twee Duitse instellingen proberen tot gelijkluidende formuleringen te komen.

12. Schriftelijke rondvraagpunten UR 11-305

EL in het Engels

De rector heeft kennis genomen van het feit dat EL met ingang van het studiejaar 2012-2013 over wenst te gaan op een volledig Engelstalige bachelor. De voertaal is vastgelegd in de OER en die wordt altijd besproken binnen de faculteitsraad EWI.

Meijer vraagt zich af of de UR instemmings- of adviesrecht heeft over de taalkeuze. In deze tijd van bezuinigingen kan het geld maar één keer worden uitgegeven. Is het wenselijk dat één faculteit, gezien de gehele revisie, een grote investering doet voor één opleiding gedurende één jaar?

Brinksma meldt dat de formele kant van instemings- of adviesrecht wordt uitgezocht. De interne discussie is bij de opleidingsdirecteur geparkeerd. Er moet worden stil gestaan bij de kosten/baten van de verschillende opleidingen. Het materiaal van EL is al grotendeels in het Engels beschikbaar. Het is wel belangrijk dat het gaat om een bewuste keuze van EL.

Meijer haalt aan dat een en ander ingaat op 1-9-2012 en vraagt of er nog een weg terug is. Lagendijk is van mening dat het CvB de weg kan omkeren, maar Brinksma acht de “macht” van het CvB beperkt. De vraag geeft de rector wel aanleiding om met de decaan te gaan praten.


Fietsenstalling

De vraag over de fietsenstalling is door het CvB schriftelijk beantwoord. Ter Heegde is van mening dat de vraag op dit moment voldoende is beantwoord. De resultaten worden “met spanning” afgewacht.


13. Rondvraag

UC en voorlichtingsdagen

Van Waarden geeft aan dat K. Ruyter heeft aangegeven dat University College wordt meegenomen tijdens de Voorlichtingsdagen. De accreditatie loopt nog en de UR neemt in december een besluit over UC. Brinksma vindt “voorlichting” een groot woord. Er zijn plannen om te beginnen met UC maar dat besluit is nog niet genomen. Elke mededeling hierover is in voorlichtende zin, het gaat om een voornemen en er kan geen beroep op worden gedaan. Onder deze condities wordt het UC gemeld tijdens de Voorlichtingsdagen, de contouren worden geschetst.


Afstudeermomenten

Van Waarden: Tijdens de borrel van de rector is onduidelijkheid ontstaan over de bachelorafstudeermomenten. In het UT-Nieuws staat dat er jaarlijks twee momenten zijn. Klopt dat?

Brinksma wijst op de TOM-plannen waarin twee momenten zijn opgenomen om het studieverlies tussen Ba-Ma te voorkomen. Het afstuudeermoment moet goed gemanaged worden. Een besluit over twee master instroommomenten is nog niet genomen.


Twents Onderwijsmodel

Escobosa Bosman vindt het jammer dat het agendapunt TOM nu niet uitgebreid is besproken. De voorzitter moest vanwege de beperkte tijd een afweging maken. .

Brinksma nodigt de UR-leden uit relevante vragen die niet aan bod zijn gekomen deze week bij hem aan te leveren.


Cursus voor leidinggevenden

Van Benthem vraagt of er op de UT een cursus voor leidinggevenden is geweest en zo ja, hoeveel leidinggevenden hebben deelgenomen en wat zijn de totale kosten?

Flierman bevestigt dat een programma voor leidinggevenden heeft plaatsgevonden waaraan ca. 300 medewerkers hebben deelgenomen.

Over de hoogte van het budget zal Flierman de raad schriftelijk informeren.


Inschrijvingen

Van Benthem vraagt naar de stand van zaken rond de 1 oktober-telling en het beeld van het marktaandeel.

Deze vraag van Van Benthem wordt schriftelijk beantwoord door het CvB (decembercyclus).


Verstrekking warme dranken

Gropstra brengt vele uren op de UT door als langstudeerder en is benieuwd naar de besparingen t.g.v. de uitrol van de nieuwe automaten voor warme dranken.

Van Ast speelt deze vraag door naar de directeur FB.

Nieuwe regelingen: drie tentamenmogelijkheden

Meijer geeft aan dat veel studenten bij hem langs komen of een email sturen in tentamentijd. Tijdens tentamens moet de docent surveilleren en moeten - aan de hand van een lijst - de niet-ingeschreven studenten uit de zaal worden verwijderd. Het komt voor dat docenten aan de hand van een eigen lijst controleren i.p.v. via de officiële inschrijvingen. De drie tentamenmogelijkheden betekenen een taak­verzwaring voor de docent. Brinksma vindt het belangrijk dat het proces beheersbaar blijft. Als een regeling niet uitvoerbaar is, dan moet daarover worden gesproken. Als een student niet officieel is ingeschreven, mag de student geen cijfer krijgen voor het toch gemaakte tentamen. De UCO heeft een protocol in voorbereiding en na vaststelling moet iedereen zich daaraan conformeren. Flierman is van mening dat als concrete maatregelen worden genomen om het studierendement te verhogen, de regels moeten worden nageleefd.

Van den Berg suggereert de controle niet door de docent te laten uitvoeren maar aan de deur.


BAO

Op de vraag van Van den Berg wanneer inzicht is te verwachten in de BAO-resultaten, antwoordt Brinksma dat de afronding nabij is, maar dat de “lucht” er nog uit moet worden gehaald, een kalibratieslag moet nog worden gedaan (dubbeltellingen e.d.). Lagendijk wijst op het belang van de beschikbaarheid van de BAO resultaten vanwege de vele lopende processen.

Brinksma zegt toe dat de BAO-nota voor eind 2011 beschikbaar wordt gesteld, maar op de vraag “wanneer”, komt hij nog terug.

14. Sluiting

De voorzitter sluit om 12.58 uur de vergadering.