UR 11-200 Instemmingsverzoek Stategienota RoUTe' 14+



Geachte leden van de URaad,

Naar aanleiding van de bespreking van de al eerder ingediende strategienota RoUTe’14+ in de overlegvergadering van 11 mei jl., doen we u hierbij een nader gespecificeerd instemmingsverzoek toekomen.

In uw advies vraagt u aandacht voor een aantal elementen, die volgens het CvB terug te voeren zijn op een viertal punten:

1.Specificatie en toelichting Rijksbezuinigingen.

2.Toelichting op de pilots in 2012.

3.Duidelijkere verwoording van de beoordeling van onderzoeksgroepen en de wijze waarop belang voor ons onderwijs daarbij is betrokken.

4.Duidelijker standpunt m.b.t. het aantal instroomopleidingen.

5.Reactie op de zorgen van de URaad omtrent diepgang van de opleidingen in het nieuwe onderwijsmodel.


Ad.1 Rijksbezuinigingen
Voor wat betreft de toelichting op de Rijksbezuinigingen, vindt u in de nota een hoofdstuk waarin de financiële vraagstukken op hoofdlijnen nader worden toegelicht. Een vervolgdocument met de uitwerking van de financiën volgt in een later stadium.

Ad.2 Pilots in 2012
U heeft in de overlegvergadering van 11 mei jl. verzocht om een nadere toelichting op de pilots in 2012. Deels is deze toelichting gegeven in hoofdstuk 8 dat gaat over de implementatie. Daar­in is vermeld dat we voornemens zijn om in 2012 een aantal onderdelen van het nieuwe model in de opleiding Biomedische technologie te testen. De voorbereidingen hiertoe zijn in volle gang en verlopen zo voorspoedig dat we zelfs overwegen dit al deels in 2011 te doen. Zodra hier meer informatie over beschikbaar is, zal de URaad die ter informatie ontvangen.
Een tweede pilot om mee te starten in 2012 is het University College. Hiertoe is inmiddels een macro­­doel­matigheidstoets in voorbereiding, die ter instemming aan de URaad zal worden voor­gelegd. In afwachting van de reactie van de URaad zal het CvB in mei al wel vast zuster­instel­lingen, die een vergelijkbare opleiding aanbieden, gaan raadplegen. De reactie van deze instel­lingen dient in het document voor de doelmatigheidstoets te worden opgenomen, evenals de nog verder in te vullen begroting. Zodra het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een positief besluit neemt kan de NVAO (beperkte) Toets Nieuwe Opleidingen in augustus 2011 wor­den aangevraagd. Voor het voornemen om een nieuwe opleiding te openen dient de instemming van de URaad te zijn gegeven. Omwille van de tijdsdruk kiezen wij ervoor om in juni 2011 het principe van een University College met de URaad te bespreken en om in oktober om instemming te vragen. Voor de overlegvergadering van juni treft u ter bespreking een uitgebreide toelichting aan op de plannen rondom het UC.

De procedures richting OCW en de NVAO lopen dan parallel aan het instemmingstraject. Hier­voor vragen wij uw begrip. Het University College zal uiteraard niet eerder van start gaan als dat de URaad hiermee heeft ingestemd.

Ad.3 Onderwijscriterium beoordeling onderzoeksgroepen
In hoofdstuk vijf van de strategienota is, als reactie op uw advies m.b.t. de criteria voor de onder­zoeksgroepen, nader omschreven op welke wijze het belang voor onderwijs een rol ­speelt bij de uitwerking van scenario’s, nadat een gedifferentieerde beoordeling van de onderzoeksgroepen heeft plaatsgevonden.

Wij zullen niet ingaan op uw advies om de beoordeling van onderzoeksgroepen volledig te herzien en daarbij onderwijs als criterium te betrekken. Wat ons betreft zal dit tot een grote vertraging leiden van het traject waar wij inzitten en het zal tot nog grotere onrust leiden in de onderzoeksgroepen. Daarnaast zal een herziene beoordeling niet tot nieuwe uitkomsten leiden. In de strategienota is nadrukkelijker verwoord wat de reden is geweest om eerst tot een gedifferentieerd oordeel van onderzoeksgroepen te komen, waarbij het onderwijsvolume als één van de criteria is meegenomen. Vervolgens is ook aangegeven hoe in de uitwerking van scenario’s van groepen, die een negatief oordeel hebben gekregen, rekening wordt gehouden met de benodigde wisselwerking van het onderwijs, met name het masteronderwijs, met het wetenschappelijk onderzoek. Dit vindt u terug op pagina 16 van de nota.


Graag benadruk ik dat het identificeren van de onderzoeksgroepen een zorgvuldig proces is geweest, waar velen bij betrokken zijn, waarbij zeker ook is gekeken naar welke gebieden in de wetenschap voor zowel het onderzoek als ook voor het onderwijs van belang zijn. In die zin hebben strategische overwegingen (welke gebieden in onderzoek en onderwijs zijn voor onze universiteit van belang) zeker een rol gespeeld bij de identificatie van de onderzoeksgroepen. Het is nu eenmaal zo dat wij ons niet in een vrije exercitie bevinden en dat we rekening moet houden met bezuinigingen. Dat betekent dat wij in eerste instantie van onze sterktes het uitgangspunt maken, waarbij we keuzes maken in wat we minder en dan nog beter gaan doen.


Ad.4 Aantal instroomopleidingen
In het hoofdstuk dat gaat over de strategische keuzes in het onderwijs, hoofdstuk 6, wordt in andere bewoordingen al aangegeven dat het voorgestelde bachelorportfolio van 9 opleidingen geen wet van Meden en Perzen is, maar een kader voor ordening van het onderwijsaanbod. Het is goed mogelijk dat in het uiteindelijk ontwerp van het gehele stromenlandschap de accreditatie op een ander abstractieniveau beter zal werken. Dit is in belangrijke mate een organisatievraag, die de inhoudelijk vraag naar de beste samenhang moet volgen. Ook de mate waarin het onder­wijsaanbod herkenbaar in de markt kan worden gezet is een essentiële factor die de keuze voor het portfolio en het aantal instroomopleidingen beïnvloedt. Het aantal formele accreditaties heeft nauwelijks gevolgen voor de belasting van de organisatie.

Wij zijn voornemens om eerst een aantal van de onderwijsvraagstukken nader uit te werken, om op basis daarvan te beoordelen wat de impact is op het gebied van accreditatie en marketing en communicatie en zodoende tot een finale samenstelling van het onderwijsaanbod te komen. Dit zal dan uiteraard aan de URaad worden voorgelegd.


Ad.5 Diepgang in het nieuwe onderwijsmodel

In uw advies en tijdens de overlegvergadering is naar voren gekomen dat u zorgen heeft ten aanzien van de kwaliteit van de opleidingen in het nieuwe onderwijsmodel. Als voorbeeld wordt de diepgang binnen ingenieursopleidingen aangehaald. Hier moet vooraf nog eens in herin­nering worden geroepen dat we het over de bachelors hebben in het nieuwe onderwijsmodel. Bij de ingenieurs komt hier nog twee jaar specialisatie achteraan. In die bachelor willen we een oriëntatiefase bouwen, die wel degelijk uit gedegen en relevant onderwijs bestaat. De majors kunnen in de praktijk niet zover uit elkaar liggen dat dat niet mogelijk is. In deze oriëntatiefase moet ook een gedegen eerste contact met meerdere aspecten van het domein plaats hebben. Dat is per definitie geen verloren inspanning.

De keuzeruimte verderop in de opleiding is ook niet volledig vrij. Studenten stellen met hun begeleider een relevant en coherent studieplan samen uit het aanbod. Een aantal keuzes zal zonder meer toegestaan zijn. Over andere zal de examencommissie zich in voorkomende gevallen moeten buigen.

Wat betreft het toetsen en herkansen geldt dat een modulebeoordeling in ons model een samen­gestelde beoordeling is. Onderdelen daarvan kunnen herkanst worden. Er is geen reden om aan te nemen dat dat tot lagere standaarden zou leiden. Ons huidige toetsmodel legt de norm bij het correct beantwoorden van 55% van de vragen.

Tot slot rest de vermelding dat het gemiddeld eindniveau bij modulair onderwijs dat elders wordt toegepast in de perceptie van het afnemend veld zeker niet lager ligt dan bij instellingen waar dat onderwijs niet wordt toegepast.

Financiering onderzoek
Op verzoek van de URaad lichten wij hieronder nog kort toe op welke wijze we de onderzoeksgroepen faciliteren in het voorgenomen nieuwe landschap.

Het financieringsmodel is gebaseerd op de drie onderscheiden onderzoekscategorieën, namelijk fundamenteel, valoriserend en onderwijsgerelateerd, met bijbehorende onderzoekstaakstellingen. Elke categorie ontvangt een op deze gedifferentieerde taakstelling afgestemde adequate financiering. Voor wat betreft de valoriserende groepen geldt dat zij naast een bepaalde, geoormerkte basisfinanciering, in staat moeten zijn om zelf voldoende middelen in te verdienen. De onderwijsgerelateerde onderzoeksgroepen ontvangen vooralsnog de middelen uit de O&O-component en de promotiepremies. Indien echter voor een opleiding verhoging van het volume of van de kwaliteit van het onderzoek is vereist ten behoeve van de accreditatie cq.in het licht van de onderzoekstaakstelling en adequate wetenschapsbeoefening, zal uiteraard in passende financiering moeten worden voorzien. Deze werkwijze sluit aan bij de eerder genoemde adequate financiering, die op maat wordt ingezet.

Instemmingsverzoek
U heeft reeds eerder de aangepaste Strategienota RoUTe’14+ ontvangen, inclusief een portfolio van documenten die u in de komende periode van ons zult ontvan­gen. Tevens heeft u daarbij een door u gevraagde matrix van problemen en bijbehorende maatregelen plus de gewenste resultaten ontvangen. Van deze documenten is het portfolio op een aantal punten bijgesteld. De overige documenten zijn onveranderd gebleven. Voor de duidelijkheid voegen we echter alle genoemde documenten nogmaals bij deze brief.

Het CvB wil bij het instemmingstraject een logische volgorde aanbrengen in de visie (inclusief doelstellingen), de uitgangspunten en de uitwerkingen.






Wij verzoeken u daarom thans in te stemmen met de volgende voornemens van de Strategienota RoUTe’14+ (artikel 11 lid onder a; juncto artikel 11 lid 3 onder 1, Reglement Universiteitsraad):

A.Visie RoUTe’14+ (hoofdstukken 3, 4, eerste paragraaf).

B.Uitgangspunten RoUTe’14+ (hoofdstuk 4, resterende paragrafen).

C.Visie en uitgangspunten Onderzoek (hoofdstuk 5, afgeleid van de visie en uitgangspunten RoUTe’14+). Instemming wordt hierbij met name gevraagd op:

a.de visie op de Strategische keuzes onderzoek (hoofdstuk 5.0.);

b.de criteria bij de herinrichting onderzoeksgroepen zoals beschreven in 5.1;

c.de driedeling in het onderzoek in fundamenteel, valoriserend en onderwijsgerelateerd inclusief de daarbij passende, in relatie tot de onderzoekstaakstelling gedifferentieerde, financiering;

d.de voorgenomen opheffing van onderzoeksinstituten IMPACT en IBR.


D.Visie en uitgangspunten Onderwijs (hoofdstuk 6 en 7, afgeleid van de visie en uitgangspunten RoUTe’14+). Instemming wordt hierbij met name gevraagd op:

a.de visie op de strategische keuzes onderwijs (hoofdstuk 6.0) en het onderwijs (hoofdstuk 6, eerste deel paragraaf 6.1);

b.het voornemen om een Twents onderwijsmodel te ontwerpen, gebaseerd op het principe van modulair onderwijs (tweede deel paragraaf 6.1 tot bachelor portfolio);

c.bachelor portfolio: het voornemen om ons bachelorportfolio te herzien en te komen tot een substantiële vermindering van het aantal bachelor-instroomopleidingen, met daarachter de majors, waarin een groot deel van ons huidige aanbod op herkenbare wijze terugkomt. Hierbij is het voornemen van belang dat Technische Geneeskunde als eigenstandig programma naast de nieuwe instroomopleidingen vooralsnog blijft gehandhaafd. (laatste deel paragraaf 6.1).

d.visie en uitgangspunten University College (hoofdstuk 7) en het voornemen om een University College op te richten.


E.Visie en uitgangspunten ondersteuning (hoofdstuk 8, afgeleid van de visie en uitgangspunten RoUTe 14+, onderwijs en onderzoek):

a.visie op kerntaken ondersteuning (hoofdstuk 8.0 , eerste deel paragraaf 1);

b.de voorgenomen ontwikkelingen ondersteuning op korte termijn (tweede deel paragraaf 1);

F.Uitgangspunten voor implementatie (hoofdstuk 10). Alleen principe uitspraak gevraagd, uitwerking volgt in de deelnota’s.

G.‘Financiële paragraaf (hoofdstuk 11). Alleen principe uitspraak gevraagd, integrale financiële onderbouwing volgt.




Nog geen instemming wordt gevraagd op:

a.uitgangspunten Masteronderwijs (paragraaf 6.2), nota volgt;

b.uitgangspunten Derde fase onderwijs (paragraaf 6.3), nota volgt;

c.ontwikkelingen ondersteuning lange termijn (derde deel paragraaf 2), nota volgt.

d.visie op de campus (hoofdstuk 9), nota volgt.


Voor deze en een aantal andere elementen geldt dat uitwerkingsdocumenten nog nader worden voorgelegd aan de URaad, ter advisering of ter instemming (zie voor een overzicht hiervan de bijlage).Het gaat om de volgende documenten:

1.Nota Bacheloronderwijs;

2.Bachelorportfolio en het aantal instroomopleidingen;

3.Universitycollege;

4.Campusvisie;

5.Visie op masteronderwijs en derde fase onderwijs;

6.Reorganisatieplan;

7.Personeelsplan;

8.Nota financiële aspecten reorganisatie, met daarin onder andere:

a.Reorganisatiefonds;

b.herinvesteringen incl. nadere toelichting van financiële onderbouwing plannen.

9.Eventuele aanpassing verdeelmodel.


Tijdens de overlegvergadering van 22 juni bespreken wij het voorliggende instemmingsverzoek. Graag zie ik uw reactie tegemoet.



Namens het College van Bestuur,


Mr. H.J. van Keulen,
Secretaris van de Universiteit