UR 09-002 Verslag overlegvergadering 17-12-2008

logo Universiteitsraad UT


Universiteitsraad concept

Griffie

Spiegel – kamer 300/302


Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 9-002

Fax


Datum

12 november 2008

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl


Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op woensdag 17 december 2008

Aanwezig:

Leden UR:

van Alsté, van Benthem, Bijkerk, Dam, Dierkes, Hoogerdijk, van der Kooij, Kuin, Lagendijk (vz), van der Meer, Oudalov, Poorthuis, Pouw, Stekkinger, Telgenkamp, Veenendaal, Ziehmer

College van Bestuur:

Van Ast, Flierman, Zijm

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)

Afwezig:

Franco Garcia (m.k.)



1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 13.40 uur met een welkom aan de aanwezigen de vergadering.


De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld (waarbij door Zijm wordt opgemerkt dat hij het betreurt dat enkele punten uiteindelijk niet op de agenda zijn gezet).


2.Mededelingen

UR:

Spreektaal tijdens UR-vergaderingen:

De UR heeft besloten dat tijdens de UR-vergaderingen ook Engels gesproken mag worden als men daar behoefte aan heeft; verslaglegging gebeurt in het Nederlands.


College:

Benoeming:

De benoeming van de nieuwe WD voor BMTI is zo goed als rond.


Aantal inschrijvingen:

Per 1.12.2008 is het aantal ingeschreven studenten in totaliteit 8.250. Dus 200 meer dan een jaar geleden. Er is een gestage toename van buitenlandse studenten zichtbaar.

Er zal overigens nog wel het een en ander moeten gebeuren, wil de ambitie om te komen tot 10.000 studenten gehaald worden. Dit zal onder meer vorm krijgen in het kader van de nieuwe profilering van de UT.


Nieuwjaarsbijeenkomst

Alle UR-leden worden van harte uitgenodigd voor de nieuwjaarsbijeenkomst op 5 januari 2009.


3.Verslag van de overlegvergadering van 12 november 2008 (UR 08-408)

Pag. 3 r.8: “of raakt de benzine op” vervangen door “of moet er wel eens getankt worden”.

Pag. 4 r.1: “omdat Twente een zieltogende regio was” vervangen door “omdat economische problemen zich aandienden in Twente”.

Pag. 5 r.56: “joint masterprogramma’s” vervangen door “double degree masterprogramma’s”. Hierbij kan opgemerkt worden dat er wel wordt gewerkt aan de invoering van joint masterprogramma’s.

Pag. 7 r.1: Dierkes vervangen door Dam.

Met inachtneming van deze aanpassing wordt het verslag vastgesteld.


4.Ontwerpbegroting 2009 (UR 08-378/378a, UR 08-412)

Van Ast gaat in op de in brief UR 08-412 gemaakte opmerkingen.

Hij merkt op dat 2008 een jaar is waarin M€ 9 à 10 aan de reserves kan worden toegevoegd. Het resultaat van het lopende jaar zal dan ook wederom behoorlijk goed zijn. Het is nog steeds moeilijk om vacatures in te vullen. Tevens moet worden geconstateerd dat politieke besluiten toch wel betekenis hebben: De UT zal M€ 9,3 inzake Smart Mix verliezen in het 1e geldstroom-onderzoeksbudget. Hiermee wordt de UT in haar matchingscapaciteit aangetast.

In 2009 zal op die M€ 9,3 ineens M€ 4,5 moeten worden ingeleverd. Na overleg met de WD’s en decanen is besloten van de centrale universitaire stimuleringsgelden onderzoek M€ 3,9 extra toe te voegen aan de instituten om daaraan gedeeltelijk tegemoet te komen. De rest moeten zij uit de markt zien te krijgen.

In die zin kan de eerste helft van 2009 benut worden om te kijken naar het langetermijnperspectief. Er is daardoor in 2009 niet direct een reorganisatie. Er moet wel bekeken worden hoe het verder moet.

Daarnaast is van de instituten gevraagd om ook hun reserves te benutten in 2009 om een extra impuls te geven aan het onderzoek (M€ 4,1), en is overeenstemming met het UMT bereikt om in het komende jaar voor M€ 2 enkele systemen te verbeteren, zoals Osiris, Black Board, vernieuwing van de website en Syllabus Plus.

Dus: In de beleving van het CvB is de continuïteit van de bedrijfsvoering gewaarborgd.


Desgevraagd geeft Van Ast aan dat de huidige financiële crisis het compenseren van het wegvallen van de Smart Mix-mogelijkheid waarschijnlijk wel zal bemoeilijken.


Van Alsté refereert aan het streven om een studentenaantal van 10.000 te realiseren. Om dat te bereiken zullen toch ook wel investeringen in het onderwijs moeten plaatsvinden – hij hoort daarover niet zoveel terug.

Van Ast wijst erop dat er sprake is van een verdeelsysteem. Daarmee is het moeilijk om alle verschillende bedragen precies aan beleid te koppelen. En bovendien is in de verruiming voor het onderwijs voorzien door de minister, die geld beschikbaar stelt via de bekostiging. Overigens is het verdeelmodel gewijzigd, waardoor er M€ 1,7 beschikbaar is voor het onderwijs en M€ 2,7 is verdeeld naar álle instituten. Kortom: er zijn voor het onderwijs wel degelijk meer eerste geldstroom bekostigingsmiddelen beschikbaar, naast de M€ 1,5 die het college heeft om nieuwe ontwikkelingen te stimuleren. Er is misschien zelfs wel meer bekostiging beschikbaar dan in de komende jaren verwerkt kan worden, zo meent Van Ast.


Met betrekking tot de opmerkingen van de UR bij de omvang, hoogte en tijdelijkheid van de TCO’s stelt Van Ast dat TCO’s weliswaar tijdelijk zijn naar hun aard, maar dat er wel altijd behoefte is aan dat soort middelen. Er zijn twee mogelijkheden: Ofwel elke dienst een bedrag toekennen en vragen wat men ermee gaat doen – dat leidt tot een minder efficiënte besteding. Ofwel vaststellen waar de prioriteiten liggen en daarvoor een bedrag toekennen – dat heet dan een TCO.

Overigens beraadt het college zich wel over hoe hiermee verder te gaan. Misschien moet er een andere systematiek komen, omdat er toch ook een structureel element in zit.


Ten aanzien van toezegging 6 in het concept-besluit: Door de UR werd in eerste instantie gesproken over een eenmalig begrotingstekort 2009. Met die formulering is Van Ast het niet eens. Immers, de laatste 2 à 3 jaren waren heel goede jaren qua resultaat. Daartoe behoort een behoorlijk resultaat van niet-besteed budget. Dat is toen telkens besteed aan de bouw. Met andere woorden: er zijn wel reserves, maar er zit geen liquiditeit onder. Op die manier wordt het lenen van geld zo lang mogelijk uitgesteld. Ook nu zal weer bezien worden hoe de reserves geleidelijk aan kunnen worden ingezet; de komende jaren betekent dat administratief dus steeds een min. Als afgesproken zou worden dat er geen min meer mag zijn, zou dat beleid niet uitgevoerd kunnen worden.

Van Ast zou dan ook graag een andere formulering bij toezegging 6 zien.


Wat toezegging 7 betreft: Voor het komende jaar is er niet direct een probleem bij TNW, dus zal daar in 2009 geen reorganisatie uit voortkomen. Wel is het zo dat in de meerjarenopzet van TNW staat dat zij baten zal gaan verliezen op de Smart Mix – TNW wordt daarin het zwaarst getroffen. Dat is wel verwerkt in de baten maar minder in de kosten; daarover wordt nu het gesprek met hen gevoerd, hetgeen naar verwachting zal leiden tot een veel minder groot knelpunt.

Bovendien is het inhoudelijk zo dat bij TG, waar ook een stukje reserve staat, onderzoek moet plaatsvinden. Als dat gebeurt komt dat ook allemaal bij TNW terecht.

Op de vraag of de tekst van toezegging 7 gehandhaafd kan worden antwoordt Van Ast bevestigend.


Met betrekking tot de deelbegrotingen van TG en BMTI wordt, zoals door de UR al aangegeven in de brief, advies gevraagd van de URaad omdat daar nog geen vigerende decentrale medezeggenschap is.

Er is inderdaad geen apart jaarplan bij TG.


Van Alsté vraagt zich af waarom de faculteitsraad van TNW niet bevoegd is om iets te zeggen over de begroting van TG antwoordt Flierman dat hij ervan uitgaat dat de TG-studenten kiesrecht hebben voor de faculteitsraad van TNW en dat de faculteitsraad zich vrij kan voelen om een gesprek te hebben met de decaan van TG. Overigens heeft hij begrepen dat in het verleden afspraken met de UR zijn gemaakt over de aparte positie van TG. (Dit laatste wordt bevestigd door de griffier. Tevens geeft Bijkerk aan dat de afgelopen drie jaren door de FR wel iets gezegd is over de begroting van TG). Dit neemt echter niet weg, aldus Flierman, dat het het meest zuiver is om zo snel mogelijk de onderwijskant te laten indalen in TNW (binnenkort wordt immers een volledige onderwijscyclus van 6 jaar afgesloten) en de onderzoekskant in BMTI.


Besluit:

De UR besluit:

positief te adviseren ten aanzien van de deelbegrotingen 2009 van Technische Geneeskunde en BMT;

positief te adviseren ten aanzien van de Ontwerpbegroting 2009.

Een en ander conform de nog aan te passen (en aan het CvB voor te leggen) versie van het concept-besluit in UR 08-412.


5.European Studies (UR 08-347, UR 08-354, UR 08-410)

Zijm merkt op dat er binnen Europa nogal wat aandacht is voor een aantal maatschappelijke zwaartepunten als gezondheid en veroudering, veiligheidsaspecten e.d. Dat zijn typisch thema’s die in de opleiding European Studies aan de orde zullen komen. Tevens spelen er op het gebied van technologie, innovatie en innovatiemanagement allerlei vragen van juridische en bestuurlijke aard die ook in European Studies aan de orde zullen komen.


Het college is bereid de in het conceptbesluit geformuleerde toezeggingen over te nemen.


Besluit:

De UR besluit – conform het conceptbesluit in UR 08-410 – in te stemmen met de Toets Nieuwe Opleiding BSc European Studies.


6.“RoUTe 14” – concept strategische visie, bijgestelde versie (UR 08-402/402a, UR 08-407, UR 08-411)

In UR 08-411 wordt het standpunt van de UR uitgebreid toegelicht, met in aanvulling daarop een door UReka geschreven notitie gedateerd 16 december 2008.


Het college is blij met de positieve toonzetting waarmee door de UR over RoUTe’14 gesproken wordt. Het getuigt van moed en een goede opvatting van de rol van de UR om in deze fase in te stemmen met een document dat geschreven is op hoofdlijnen en nog geen nadere uitwerking kent; het college waardeert de gekozen insteek zeer.

Het is inderdaad een kwestie van met elkaar de schouders eronder zetten en van “alle hens aan dek!”. Wellicht kan dat nog wat zwaarder benadrukt worden, bijvoorbeeld bij de presentatie tijdens de nieuwjaarsreceptie.

Het is een proces dat vanuit twee optieken bekeken moet worden: Enerzijds is het een bestuurlijk proces dat uiteindelijk moet leiden tot instemming op het visiedocument en dat verder gaat met een nadere uitwerking, waarin ook de UR een rol heeft. Anderzijds gaat het om het verwerven van draagvlak, dat plaatsvindt in een continu proces van hearings, discussies etc. binnen de UT-gemeenschap.

Het college is inderdaad, zoals door de UR opgemerkt, optimistisch in zijn doorkijk naar 2020, maar het vergt wel stuurmanskunst en wellicht ook bijstelling van ambities. Echter, zelfs als er problemen zijn is het goed te weten wat het uiteindelijke doel is; juist als het lastig wordt is het belangrijk te weten wat de koers is en moet blijven, desnoods met een omweg.


Ambitie

Op de vraag van Dam om in een paar woorden weer te geven waar de UT in 2014 wil staan geeft Flierman aan dat de UT dan scherper op de kaart moet staan, in onderwijs en onderzoek, in Nederland en in Europa. Hij voegt daaraan toe dat het om een visie gaat, die nog vertaald moet worden in een bestuurlijke agenda en in een aantal kengetallen. Uit de huidige Keuzegids Hoger Onderwijs blijkt bijvoorbeeld dat er UT-opleidingen zijn die het heel goed doen, maar dat er in het land ook opleidingen zijn die het net nog iets beter doen. De UT moet de ambitie hebben, aldus Flierman, om in 2014 met al haar opleidingen in de top-3 van Nederland te scoren.


Medezeggenschap

De UR heeft gevraagd of er t.a.v. het hele proces sprake zal zijn van medezeggenschap – het antwoord daarop is: ja. De UR kan dus bij het college aankloppen als er behoefte is over bepaalde zaken verder te spreken. Naast die algemene bevoegdheid om het college te bevragen zijn natuurlijk het einde van het academisch jaar en de bespreking van de begroting/algemene gang van zaken bij uitstek momenten om op het proces in te gaan.


Schools

Het college ziet de inrichting van schools vooral als een mechanisme om het onderwijs een flinke impuls te geven. Over de vraag of dat een organisatieverandering betekent is het laatste woord nog lang niet gesproken. Het is in ieder geval veel te gemakkelijk om zomaar te zeggen: “Hef de faculteiten maar op”. De verantwoordelijkheid voor het onderwijs komt bij de schools te liggen. En verder zijn er beheerstaken – hoe daarmee wordt verdergegaan is nog onderwerp van discussie.

Poorthuis merkt op dat het lijkt alsof er een “één-faculteit-model” moet komen. Volgens Flierman kan dat zo niet gesteld worden. Het kan bijvoorbeeld nooit zo zijn dat één decaan de totaliteit aan beheerstaken krijgt. De aparte disciplines zullen zeker ook voldoende body blijven houden.


Alleen een naamsverandering geeft toch geen kwaliteitsverbetering, zo vraagt Ziehmer? Zeker niet, zo antwoordt Flierman. De Graduate School zal programma’s met een bepaalde kwaliteit moeten hebben. Het gaat om het proces dat op gang wordt gebracht, en dat heeft ook te maken met de interne kwaliteitszorg.

Voor zover het denken zich nu ontwikkeld heeft, voorziet het college dat aan een groep hoogleraren gevraagd zal worden masterprogramma’s te ontwikkelen met aansluitend promotietrajecten; daarin zal kwaliteit van groot belang zijn. Dit zal in de vervolgfase verder uitgewerkt en beschreven worden.

Flierman benadrukt dat het doel is: In 2014 staat het diploma van de UT voor hoge kwaliteit. Welk diploma dan ook. Er wordt niet gewerkt met eerste- of tweederangs schools.

Zijm vult aan dat voor de verschillende schools verschillende eindcompetenties worden gedefinieerd, en dat helder moet worden gemaakt dat er schools zijn die opleiden voor een researchomgeving en schools die opleiden voor een praktijkomgeving; daarvoor zullen heldere kwaliteitscriteria gedefinieerd moeten worden. Dat heeft niets met meer- of minderwaardig te maken.

Pouw wijst erop dat de formulering dat “iemand die doorstroomt vanuit bijvoorbeeld de School of Engineering mogelijk bijgespijkerd moet worden” wellicht wat aanpassing behoeft. In datzelfde licht verwijst Van Alsté naar de tekst “Niet iedereen ambieert een carrière als onderzoeker”. Flierman zegt toe nog eens naar de tekst te zullen kijken.


Vaste dienstverbanden

Buiten de hoogleraren zullen er ook anderen in vaste dienst zijn, aldus Flierman. Hij voorziet overigens wel een geleidelijke verandering in de organisatie. De hoogleraren moeten niet alleen onderwijs geven in de masterfase maar ook in de bachelorfase. En het is de bedoeling veel nadrukkelijker student-assistenten in te schakelen bij het geven van onderwijs.

Volgens Telgenkamp is het lastig om zowel onderzoeks- als onderwijstaken te vervullen, en zal dat met een tijdelijke aanstelling niet aantrekkelijk zijn. En verder: het lijkt erop dat met de invoering van de schools het onderwijs opgesplitst moet worden; dat zou misschien tot gevolg kunnen hebben dat de tenure tracker meer aandacht besteedt aan onderzoek omdat hij/zij daar sneller op wordt afgerekend – dat leidt tot de vraag of er niet op korte termijn geëvalueerd moet worden of het onderwijs daar al dan niet onder lijdt.

Reactie van Flierman: Het tenure track model dat het college voor zich ziet kent heel scherpe evaluaties van de onderwijsprestaties. Hij is dan ook niet bang voor een focussering op onderzoek alleen. Bovendien moet de staf in alle vormen van onderwijs betrokken zijn (zowel graduate als undergraduate). Overigens: als zou blijken dat tenure track niet werkt, zal daarmee gestopt worden; het is geen doel op zichzelf, maar een middel om een betere staf te krijgen. Zijm vult aan dat de gedachte dat het onderzoek leidend zal zijn in het beoordelingssysteem niet juist is. T.a.v. de opmerking over een tijdelijke aanstelling meent hij dat het juist aantrekkelijk is voor mensen om op een plek terecht te komen waar hen een weg wordt voorgehouden die zou kunnen leiden tot het hoogleraarschap (op dit moment moet men maar afwachten of dat zo is).

Desgevraagd geeft Flierman aan dat er mogelijkheden zullen blijven voor mensen die in het bedrijfsleven werken en parttime docent zijn. Immers, ook zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het voorbereiden van studenten op een arbeidssituatie.


Nederlands talent

Uiteraard wil de UT ook Nederlands talent blijven aantrekken, aldus Flierman. Het pre-university college is daar ook een goede weg voor.


Profilering

Flierman: De UT denkt haar herkenbaarheid te vergroten door een aantal onderwerpen “bij de kop te pakken”. Zij doet dat op een aantal hele grote maatschappelijke thema’s, die mondiaal spelen. Dat gebeurt multidisciplinair. Extra aantrekkelijk is dat overheden voor dat soort thema’s veel geld op de plank hebben.

Het is nu eenmaal zo dat ook anderen zich op dat soort punten profileren. Maar voor de UT geldt daarenboven: zij is multidisciplinair, heeft de campus en is ondernemend.

Zijm: De UT richt zich op een aantal belangrijke maatschappelijke thema’s en slaagt er ook nog in om daarvoor technologie te ontwikkelen om de economie in de regio te versterken. Daarmee onderscheidt de UT zich en is zij beter gepositioneerd om deze missie uit te voeren dan andere universiteiten.

De voorzitter concludeert daaruit dat de aparte disciplines dus helemaal niet bang hoeven te zijn dat zij ondersneeuwen in de thema’s, hetgeen door de collegeleden wordt bevestigd.


Pre-masters

Het college legt uit dat het niet de bedoeling is complete pre-masters aan te blijven bieden. De UT wil bij de instroom van studenten onderscheid maken tussen de Nederlandse en Duitse populatie met een HBO-achtergrond, en anderen vanuit het buitenland die een bachelor-diploma hebben. Instroom van goede studenten blijft van het grootste belang. Als het gaat om studenten uit het buitenland is het de bedoeling dat zij, daar waar het kan, hun deficiëntie in hun eigen land aanpakken (eventueel via e-learning), zodat zij zo goed mogelijk hier aan de start komen. Bij HBO-studenten kan de HBO-minor als pre-master gebruikt worden.

Het is de bedoeling ook de niet-technische masters voor buitenlandse studenten aantrekkelijker te maken. Op de vraag van Ziehmer of daarvoor dan 120 EC gelden wordt geantwoord dat de minister vooralsnog uitgaat van 90 EC. De UT heeft een tweetal masterprogramma’s waarvoor het tweede jaar gevolgd kan worden in het buitenland. Ziehmer merkt op dat er zeker een tweejarig programma geboden moet worden, wil de UT de Duitse studenten houden.


Financiën

Door slim om te gaan met de onderwijs- en onderzoeksmiddelen die de UT nu heeft moet het haalbaar zijn, aldus Flierman, om de veranderingen in de kwaliteit van het onderwijs en de profilering van het onderzoek mogelijk te maken. De profilering van het onderzoek moet ook helpen om middelen uit fondsen te halen, bijvoorbeeld. Er is nog wel geld nodig om het veranderingsproces mogelijk te maken, maar dat gaat om eenmalige investeringen (wellicht M€ 1 à 1,5). Het verbeteren van de levendigheid van de campus kost ook het een en ander, maar daarbij is ook externe financiering mogelijk. Investeringen in gebouwen moeten passen binnen het huisvestingsplan. Bij hele grote ingrepen zal een beroep gedaan moeten worden op externe financiering, waar dan weer een plan voor gemaakt zal moeten worden.

Overigens: Als de UT pregnanter op de kaart komt te staan, zal wellicht ook het openbaar bestuur in deze regio daar wel in willen investeren.

Flierman zegt toe in de loop van 2009 een wat verder uitgewerkt financieel plaatje te zullen neerleggen, samen met de uitwerking in meer algemene zin.


Rol studenten in het vervolg

Het college vindt dat de hele verdere uitwerking moet gebeuren door de leden van het UMT, met behulp van deskundigen als opleidingsdirecteuren, wetenschappers, mensen van buiten, maar ook studenten. Met de Student Union is tot nu toe een aantal keren overleg gepleegd. Ook is aan een aantal koepels van studenten gevraagd hoe zij erbij betrokken willen worden. Dat heeft tot afspraken geleid waarmee partijen tevreden zijn. Daar waar nog geen studenten aan werkgroepen zijn toegevoegd zal er op zeer korte termijn actief naar invulling gezocht worden. Flierman zal zorgen dat deze toezegging ook nog op schrift wordt gezet.

Er komt ook een klankbordgroep, waarin de koepels van studenten ook nadrukkelijk betrokken worden. Daarnaast zullen er van tijd tot tijd discussiebijeenkomsten, ook voor studenten, georganiseerd worden.


Verroostering van onderwijs van 9 tot 9

Het gaat om een levendiger campus – dat is wat het college nastreeft. Daar zou ook de ontwikkeling van het Kennispark aan bij kunnen dragen, door op meer plekken op de campus bepaalde activiteiten (bedrijvigheid, wonen, recreatie) mogelijk te maken. Het Masterplan Kennispark voorziet ook in wat meer spreiding.

Activisme wordt door het college van groot belang geacht; het is een van de facetten die een Twentse student tot een bijzonder opgeleide student maken. Het is niet de bedoeling dingen te programmeren tussen 18.00 en 21.00 uur waarmee het activisme of sportbeoefening belemmerd worden.

Aan de andere kant is het wel zo dat er ook vraag is naar onderwijs in dat tijdvak, zoals post-initiële programma’s en long life learning, en vraag van studenten of van masterstudenten met een parttime baan of van buitenlandse masterstudenten die een zo kort mogelijke studieperiode willen; ook voor bepaalde stafleden kan het heel prettig zijn als hun werktijden gespreid kunnen worden.

Dit alles gecombineerd met de wens om toe te gaan naar meer kleinschalige groepen, zou er gedacht kunnen worden aan bijvoorbeeld het creëren van werkgroep-systemen, waarbij mensen kunnen intekenen op een werkgroep en zij zelf de afweging kunnen maken of ze dat wel of niet tussen 18.00 en 21.00 uur willen doen. Van het college moet niet gevraagd worden categorisch uit te sluiten dat er na 18.00 uur onderwijs wordt gegeven, want die toezegging zal er niet komen. Wel is het college bereid af te spreken dat geen activiteiten worden ondernomen in dat tijdvak die het activisme in de weg zitten. Dus bijvoorbeeld geen grote, massieve hoorcolleges in de uren na 18.00 uur.

Kortom: Er is een groot verschil tussen moeten en mogen. Niemand móét ’s avonds onderwijs volgen. Wel wordt het mogelijk gemaakt dat er dan onderwijs kan worden genoten. Dat is nadrukkelijk een wens van de hele UT-gemeenschap geweest. De hele Onderwijsnota is geënt op kwaliteit en flexibiliteit. Ofwel: Het verplichte onderwijs wordt gegeven vóór 18.00 uur, en bij het niet-verplichte deel zou er ook wel eens sprake kunnen zijn van onderwijs in de avonduren. Het zou dus kunnen zijn dat in bepaalde curricula keuzemomenten bestaan. Ten minste één zal er vóór 18.00 uur aangeboden worden, en voor het overige zullen studenten soms eigen keuzes moeten maken.

Van Alsté zou willen dat de 20 contacturen per week voor studenten moeten kunnen plaatsvinden in een normale 40-urige werkweek, maar daar is het college het niet mee eens. Van Alsté wijst erop dat de UT-docenten primair mensen zijn die betrokken zijn bij zowel onderwijs als onderzoek. Onderzoek is bij uitstek iets wat men puur in de avonduren kan doen, zo stelt hij, en dus zou die groep uitgesloten worden van onderwijs buiten de reguliere uren. Zijm reageert met de opmerking dat Van Alsté niet zomaar voor álle docenten kan spreken.


Voorgestelde tekstwijzigingen

Er worden enkele aanpassingen in de voorgestelde tekstwijzigingen afgesproken.



Tot slot:

De UR heeft gevraagd: “Waar zeggen wij uiteindelijk ja tegen?” Voor het college was dat reden de hoofdlijnen waarmee wordt ingestemd nog eens kort samen te vatten in haar brief van 17.12.2008 (kenmerk S&C/384.960/mg).

De tekst over 2020 is niet aan de instemmingsvraag onderhevig.



Besluit:

De UR besluit

gehoord de beraadslagingen en de gedane toezeggingen,

gezien de weergave van de hoofdlijnen van de strategische visie zoals neergelegd in de brief van het college aan de UR met als kenmerk S&C/384.960/mg,

na een stemming (uitslag: 16 stemmen vóór instemming, 1 stem tegen instemming en 0 blanco stemmen)

in te stemmen met de nota Strategische Visie RoUTe’14.


Flierman dankt de UR voor het in het college gestelde vertrouwen en ziet de vervolgdiscussie graag tegemoet.


De voorzitter constateert dat er in de afgelopen periode door alle betrokkenen een grote inzet is gepleegd teneinde tot een besluit te kunnen komen. Hij dankt allen daarvoor hartelijk.


7.Toelatingsregeling Langezijds (UR 08-370)

Van Benthem geeft aan dat de UR zich afvraagt hoe zekerheid kan worden gegeven dat de toelatingsregels voor bedrijven, die op zich heel helder zijn, daadwerkelijk toegepast worden. Verder wil de UR het college adviseren een CvB-lid zitting te laten nemen in de Raad van Commissarissen.

Van Ast antwoordt dat er gekozen is voor een duurzame en bestendige toelatingsregeling, met heldere criteria die bewaakt moeten worden door een commissie. Namens de UT zal de directeur van het Kennispark dat helpen bewaken.

Over het vervullen van een zetel in de RvC door een collegelid vindt nog discussie plaats. Volgens het college zijn er voldoende randvoorwaarden die ervoor zullen zorgen dat er in Langezijds alleen activiteiten komen die passend zijn bij het profiel van het onderzoek en onderwijs aan de UT.

Binnenkort ontvangt de UR informatie over het masterplan en de ruimtelijke invulling van het gebied.


Van Alsté wijst op de economisch zwakkere tijden die voor de deur staan. Er liggen goede afspraken t.a.v. Langezijds, maar zullen die ook haalbaar zijn in een dergelijke moeilijke periode? Hij zou ervoor willen pleiten om, als leegstand dreigt, een zekere ruimte te geven om ook verhuur mogelijk te maken aan bedrijven die niet direct tot de goede categorie behoren.

Die ruimte zit er in principe al in, aldus Van Ast. De ontwikkelingsmaatschappij zal de eerste helft van het gebouw pas echt ontwikkelen als er voldoende toezeggingen zijn voor de bezetting. Het kan zijn dat er vertraging optreedt omdat ondernemers voorzichtig zijn, maar dat is nu nog niet bekend en zal nog moeten blijken.


Van der Kooij informeert wat er gebeurt als de plek van de UT-er in de bewakingscommissie of de RvC vrijkomt, waarop Van Ast antwoordt dat daar dan weer een functionaris die met de UT verbonden is voor in de plaats komt.


8.Jaarverslag Stichting UTSP (UR 08-377, UR 08-409)

Naar aanleiding van de in UR 08-409 door de UR gestelde vragen antwoordt Flierman als volgt:

Vr. 1: Het jaarverslag 2007 is zo laat omdat het hier een compleet nieuw fenomeen betreft, waardoor wat “oefening” nodig was om vast te stellen hoe het jaarverslag in een kwalitatief goede vorm gepresenteerd zou kunnen worden.

Het jaarverslag 2008 staat er overigens aan te komen.

Vr. 2: Op het jaarverslag staat dat het een bijlage is, omdat het als bijlage bij de agenda voor de vergadering van het stichtingsbestuur gevoegd was.

Vr. 3: De overweging om 2/3 van het geld voor toekomstige beurzen naar techniek te laten gaan en 1/3 naar niet-technische masterstudies is, dat alle technische masters tweejarig zijn en de niet-technische masters éénjarig. En omdat er ongeveer even veel technische als niet-technische studenten zijn, doet die verdeling daar recht aan. Veenendaal verzoekt in dit kader rekening te houden met de tweejarige masterprogramma’s binnen MB zoals TBK en BIT

Vr. 4: Wat het college betreft moet de groei naar 300 of zelfs 500 beurzen in 2012 komen uit alle compartimenten. Ook de compensatie die het ministerie van Onderwijs beschikbaar stelt, omdat de bekostiging van studenten van buiten de EU wegvalt, is een belangrijk hulpmiddel. Verder is het college in gesprek met bedrijven om beurzen beschikbaar te stellen voor buitenlandse studenten, gevolgd door een aantal jaren werken bij dat bedrijf en vervolgens terugkeer naar het eigen land. Er zijn dus diverse bronnen die uiteindelijk tot het genoemde volume zouden moeten leiden.

Waar het om gaat is dat er voldoende goede studenten naar Twente willen komen.


In het jaarverslag wordt aangegeven dat het de bedoeling is dat de Advies- en Toetsingscommissie zich t.z.t. meer gaat richten op beoordeling achteraf van de wijze waarop faculteiten zijn omgegaan met de kwaliteitscriteria. Ziehmer is er niet van overtuigd dat dat de weg is voor de UT om zich te verzekeren van de beste kwaliteit.


9.Voortgang 3TU-proces

De UR heeft een evaluatie over de achterliggende periode ontvangen. Er volgt nog een document over de ontwikkeling van de federatie voor de periode 2009-2012. Dit is inmiddels geaccordeerd door het DB en gaat zeer binnenkort naar de 3TU.M.


10.Schriftelijke rondvraagpunten (UR 08-405)

A. Toekomst minoren

Zijm vertelt dat het streven is in de bacheloropleidingen minoren van 30 EC te hebben. Hij maakt daarbij overigens wel onderscheid tussen opleidingen die van zichzelf een redelijk breed karakter hebben en opleidingen die sterk disciplinair zijn. Voor AT hecht hij daar bijvoorbeeld wat minder aan dan voor een grensoverschrijdende minor; hetzelfde geldt voor de opleiding Gezondheidswetenschappen – beide opleidingen zijn immers al breed. (Dat besloten zou zijn de minorruimte uit het curriculum van Gezondheidswetenschappen te halen is hem niet bekend).


Dam informeert of er, bij het streven naar minoren van 30 EC, ook een mogelijkheid is voor een verdiepende minor. Zijm benadrukt nogmaals dat hij, met het oog op uitwisselbaarheid, zowel hecht aan een grensoverschrijdende minor als aan een minor van 30 EC, met daarbij de mogelijkheid dat een deel van de minor verdiepend is.


B. OSIRIS en OER

Naar aanleiding van de gestelde vragen geeft Zijm aan dat hij heeft gezegd dat voor een wederzijds commitment een goed studentvolgsysteem nodig is. Ook heeft hij opgemerkt dat het erop lijkt dat Osiris waarschijnlijk niet per 1 september maar wel per 1 november klaar zal zijn. Per 1 september kan er echter wel een werkend systeem zijn; een aantal faculteiten heeft al een studentvolgsysteem. Het moment waarop Osiris klaar is, is tijdig genoeg.

Van Ast vult aan dat het traject voor zover dat nu is uitgezet op schema ligt, zodat de invoering van een gemeenschappelijk OER voor de bachelors daar niet van afhankelijk gesteld hoeft te worden.

Op de vraag van Veenendaal of er, zodra Osiris in de lucht is, sprake zal zijn van een goed werkend systeem antwoordt Zijm dat evaluatie pas een jaar later plaatsvindt.


11.Rondvraag

Franco Garcia heeft haar goede wensen gestuurd voor de komende feestdagen en het nieuwe jaar.


12.Sluiting

De voorzitter constateert dat dit de laatste overlegvergadering is die door Zijm als Rector Magnificus is bijgewoond. Zijm was altijd zeer bevlogen, en wat hij zei kwam recht uit zijn hart. De voorzitter spreekt een hartelijk woord van dank; hij wenst hem namens de UR een hele goede toekomst toe, en laat weten dat de UR als afscheidscadeau conform Zijm’s wens een bijdrage zal schenken aan Artsen zonder Grenzen.


Zijm dankt hartelijk voor de woorden en het cadeau. Hij wenst de raad veel succes toe. De UR is een belangrijk orgaan, onder meer om het CvB scherp te houden. Natuurlijk is er wel eens sprake van verschillende opinies. Maar gezamenlijk staan raad en college voor het belang van de instelling. Hij zal het wel gaan missen.


Om 17.25 uur sluit de voorzitter de vergadering.


*****