Brief UR 316 Nota Personeelsbeleid 2008-10-08

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 300/302




Aan het College van Bestuur




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 08-316

Fax


Datum

8 oktober 2008

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: Nota Personeelsbeleid 2008 - 2012





Geacht college,


In de bijzondere commissievergadering PSI, van woensdag 24 september hebben we uitgebreid met u gesproken over de Nota Personeelsbeleid 2008 – 2012 Universiteit Twente (versie 1.3, laatste concept voor besluitvorming CvB) en de bijbehorende notities over Tenure Track en Promotiestudenten. U hebt aangegeven dat de nota over personeelsbeleid niet is opgesteld om een volledig overzicht te geven van de huidige en toekomstige inspanningen en beschikbare regelingen die de UT voor haar medewerkers kent, maar vooral als een nota op hoofdlijnen. Daarnaast worden wel de belangrijke speerpunten genoemd die reeds zijn uitgewerkt, of binnenkort beschikbaar zullen komen (Tenure Track, Promotiestudenten en binnenkort Didactische kwaliteit van docenten).

We hebben van u begrepen dat de voorliggende nota, aangevuld met de uitgangspunten uit uw antwoordbrief van 25 juni 2008 (kenmerk 383.064/PA&O) geheel aan zal sluiten bij de eindconclusie van het Route14 traject en dat daarmee de Nota Personeelsbeleid een nadere uitwerking van de visie die vanuit Route14 door het college wordt uitgedragen zal vormen. In deze context vindt de raad het belangrijk dat het voorgestelde personeelsbeleid ook op hoofdlijnen gedragen wordt door alle eenheden binnen de universiteit. Maar met name binnen de faculteiten, omdat daar straks een groot deel van de uitvoering zal komen te liggen. Daarbij is het belangrijk om goed aan te geven wie de actoren zullen zijn in de uitvoeringsfase en wat er van hen verwacht wordt. Dit geldt voor de afzonderlijke verantwoordelijkheden en taken van decanen, de beleidsadviseurs en de leidinggevenden. Op dit punt zou het beleid in de nota wat scherper geformuleerd moeten worden: welke beschikbare instrumenten en middelen, wie is verantwoordelijk, wie doet de uitvoering en welke meetbare doelen worden er gesteld? Voor zover er in de toekomst nog uitwerkingen volgen over specifieke zaken zoals functieroulatie, functiecontracten, levensfasebewust personeelsbeleid, maar ook de tenure track in deeltijd, nemen we aan dat we daarop nog gelegenheid tot medezeggenschap zullen hebben.


Ten aanzien van het instrument Tenure Track is de raad ook nu nog niet overtuigd van het feit dat dit de aantrekkelijkheid van de universiteit, met name voor excellente wetenschappers, zal vergroten. Wij vragen ons nog steeds af wat de toegevoegde waarde is ten opzichte van de bestaande carrièrepaden, mits die op juiste wijze door beide partijen worden vastgelegd en daar ontbreekt het nog te vaak aan. Als Tenure Track aan de UT wordt ingevoerd, dan pleiten we er daarom voor dat dit niet de enige aanstellingsvorm voor UD’s en UHD’s zal zijn, maar dat daarnaast ook de huidige carrièrepaden via het UFO-model bewandeld kunnen worden. Naar ons idee betreft dit een keuze die binnen de faculteit genomen moet kunnen worden. Dit geldt des te sterker omdat de carrière-instrumenten voor de ene faculteit anders van inhoud zullen moeten zijn dan voor de andere en er dus keuzevrijheid moet zijn. Voor de posities waar faculteiten wel de Tenure Track willen toepassen, zal een facultair personeelsbeleidsplan aan moeten geven in welke omvang dat gaat gebeuren. Daarmee kunnen ook de effecten op langere termijn inzichtelijk worden gemaakt.


Op het gebied van de rechtspositie van promovendi maakt de raad zich ernstig zorgen over de ontwikkelingen die hier in gang worden gezet. Wanneer het ITC in 2010 als faculteit van de UT zal worden ingebed in de bestaande organisatie, zal de verhouding tussen het aantal AIO’s en promotiestudenten drastisch wijzigen. Het verschijnsel promotiestudent is dan geen uitzondering meer, integendeel, en de rechtsongelijkheid tussen de beide groepen zal binnen de organisatie, op de werkvloer, steeds meer voelbaar zijn. Ook zal door deze ontwikkeling de aantrekkelijkheid van de functie promovendus verminderen, waardoor de UT vele jonge talenten zal verliezen aan het bedrijfsleven. Het beleid zou er op gericht moeten zijn om alle promovendi een gelijke rechtspositie te geven waarbij wij nadrukkelijk pleiten voor de positie van medewerker, gezien de werkzaamheden die zij verrichten en de al of niet uitgesproken verwachtingen over de inhoud van hun taken.


Als laatste merken we op dat in de geformuleerde uitgangspunten in de bijlage van de brief van 25 juni 2008, nog steeds de verantwoordelijkheid van de professionele ontwikkeling van een medewerker eenzijdig bij de medewerker zelf wordt gelegd, terwijl dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van werknemer én werkgever. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om goed beargumenteerd en in goed onderling overleg het recht te verkrijgen om de werknemer nieuwe taken op te dragen. Bij diezelfde uitgangspunten wordt achter het zevende aandachtsstreepje gesproken over “een kans” die we talenten uit een groep met achterstand moeten geven. Wij zouden liever spreken over “het bieden van uitdagende mogelijkheden”. Het laatste uitgangspunt gaat over de verwachte veranderingsbereidheid van onze medewerkers. Daar zouden we graag een toevoeging zien die aangeeft wat daar vanuit de werkgever gezien tegenover staat.


Voor het nemen van onderstaand besluit zou de raad graag beschikken over één integraal document waarin alle tekstwijzigingen en –toevoegingen, zoals we met u zijn overeengekomen, worden opgenomen. Voor de nota die dan ontstaat, kan – eventueel met in achtneming van de 30 dagentermijn - de personeelsgeleding de instemmingsvraag beantwoorden en de studentengeleding de adviesvraag.



CONCEPT BESLUIT Universiteitsraad

De Universiteitsraad,

gezien:

De Nota Personeelsbeleid 2008 – 2012 Universiteit Twente (versie 1.3, laatste concept voor besluitvorming CvB, UR 08 - 048).

De notitie Tenure Track (UR 08 – 049).

De notitie Promotiestudenten (UR 08 – 045).

De brief met antwoorden van het college op vragen van de raad d.d. 25 juni 2008. Kenmerk 383.064/PA&O, UR 08 -256.

overwegende dat:


T.a.v. Algemeen beleid

De nota uitdrukkelijk alleen de hoofdlijnen voor personeelsbeleid voor de periode 2008 -2012 bevat.

De uitgangspunten volgens het College geheel aansluiten bij de visie die wordt beschreven in de notitie over Route14, voor zover het personeelsbeleid betreft.

De faculteiten bij de uitvoering een belangrijke rol zullen krijgen waarbij verantwoordelijkheden en bevoegdheden vooraf zijn vastgelegd en dat daarvoor dus ook personeelsbeleid op facultair niveau moet worden vastgesteld.

In deze nota moet worden aangegeven hoe de faculteiten dit moeten organiseren binnen de planning en control cyclus en hoe de medezeggenschap daarbij is geregeld.

T.a.v. Tenure Track

De raad nog steeds niet overtuigd is van de aantrekkelijkheid van de Tenure Track als enig juiste instrument om talent te binden.

Het daarom belangrijk is dat naast het instrument Tenure Track ook de ‘normale’ carrièrepaden die het UFO model biedt, beschikbaar blijven en door faculteiten naar keuze kunnen worden ingezet.

Op faculteitsniveau een duidelijk plan wordt gemaakt in welke mate Tenure Track zal worden gebruikt bij het opvullen van openstaande vacatures en welke effecten dat met zich meebrengt op de langere termijn.

T.a.v. Promotiestudenten

Het College aangeeft dat er promovendi zijn die zich met een eigen beurs bij de UT aanmelden om promotieonderzoek te doen en ingeschreven staan als student en niet als werknemer.

In de Nota Personeelsbeleid 2008-2012 en de aanvullende Nota Promotiestudenten aan de UT nergens vermeld staat dat de UT het aanstellen van promotiestudenten alleen als uitzondering ziet bij een enkeling. Het lijkt er op dat de UT het aanstellen van deze promotiestudenten als algemeen beleid wil gaan uitvoeren en de promotiemedewerkers wezenlijk anders wil behandelen dan de studentpromovendi. Deze aanname wordt versterkt door de plannen om een Graduate School op te richten en een OER voor promotiestudenten te ontwikkelen.

Door het anders behandelen van promotiemedewerkers en promotiestudenten bewust wordt aangestuurd op verschillende rechtsposities tussen medewerkers die vrijwel hetzelfde werk doen, echter voor een ander salaris en andere sociale zekerheden. De URaad vindt deze verslechtering van de maatschappelijke positie voor de promovendus zorgwekkend.

Deze geschetste situatie erg concreet gaat worden aangezien de inbedding van ITC als faculteit van de UT gepaard gaat met een toename van circa 100 promotiestudenten op de UT.


gehoord:


Algemeen

De beraadslagingen

De toezegging van het College dat bij de acties, die in de nota beschreven staan, zal worden aangegeven wie de verantwoordelijken en/of uitvoerenden zijn en welke meetbare doelen worden gesteld.

De toezegging van het College dat het effect van het personeelsbeleid duidelijk en expliciet omschreven gemonitord en geëvalueerd zal worden.

De toezegging van het College om alle tekstuele wijzigingen in één document bijeen te brengen en dat met de instemmings-/adviesvraag voor te leggen aan de raad.





Tenure Track

De toezegging van het College dat de faculteiten zelf kunnen bepalen of en in welke omvang zij het instrument Tenure Track zullen gebruiken, en dat invoering en gebruik van Tenure Track in een facultair personeelsbeleidsplan zal worden vastgelegd.

Promotiestudenten

De toezegging van het College dat de aanstelling van alle nieuwe promovendi als werknemer regel is en blijft. Slechts in uitzonderlijke situaties zal hiervan – mits gemotiveerd - worden afgeweken.

De toezegging van het College dat de regel om in die uitzonderlijke gevallen dat de aanstelling als student-promovendus noodzakelijk is, nader gedefinieerd wordt.

besluit als volgt:

De studentengeleding adviseert positief t.a.v. de Nota Personeelsbeleid 2008 - 2012.

De personeelsgeleding stemt in met de Nota Personeelsbeleid 2008 - 2012.


Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,





drs. F.L. Lagendijk

voorzitter