3. Verslag overlegvergadering 2007-09-12

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500



Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 07-304

Fax


Datum

14 september 2007

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 12 september 2007

Vastgesteld in overlegvergadering 10-10-2007


Aanwezig:

Leden UR:

Brinkman, Ferreira Pires, Hoogerdijk, De Jong, Koet, Landheer, Lodewijks, Meijer (vz), Poorthuis, Possel, Terpoorten, Vernooij, Vogelzang, Wormeester, Ziehmer

College van Bestuur:

Flierman, Zijm (v.a. pt. 8)

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)

Afwezig:

Van Ast, Becht, Pol, Visser (allen m.k.)




1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 9.00 uur met een welkom aan de aanwezigen de vergadering.

Hij meldt dat Visser haar UR-zetel heeft opgegeven – naar een vervanger wordt gezocht.

Verzuimd is het punt “Voortgang 3TU” te agenderen – dit onderwerp zal nu bij de Mededelingen aan de orde gesteld worden. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.


2.Mededelingen

College:

3TU-proces:

-Werving 3TU-hoogleraren: Een aantal benoemingen is aanstaande of reeds een feit, maar bij enkele andere vacatures verloopt de procedure moeizaam.

-De drie voorzitters hebben afgesproken in de loop van dit academisch jaar met een strategienotitie voor de komende 3 tot 5 jaren te komen.

-Werving secretaris: De voorzitters zullen binnenkort een gesprek met een aantal kandidaten hebben.

-De drie colleges maken zich enigszins zorgen over de nieuwe geluiden uit Den Haag. De 3TU heeft immers veel energie gestoken in de gedachten over focus en massa, maar de minister lijkt zich op een wat andere benadering te willen gaan richten. De voorzitters zullen daarover een gesprek met hem hebben.


Het college kijkt terug op een geslaagde opening van het academisch jaar.


Het aantal vooraanmeldingen:is heel bevredigend (1440 bachelorstudenten en ruim 400 masterstudenten). Wel is het jammer dat de instroom wat eenzijdig gericht is op de gamma-disciplines. Positief is het grote aantal nieuwe studenten uit Duitsland; het volgend jaar zal de UT moeten proberen ook meer studenten uit andere landen binnen te halen.


De verwachting is dat binnen de marges van het huisvestingsplan binnenkort (tussen nu en medio oktober) het contract voor Carré/Nanolab ondertekend zal worden.


Decanen/Wetenschappelijk directeuren:

-Prof. Alfred Bliek is benoemd tot decaan bij de Universiteit Utrecht. Prof. Matthias Wessling is bereid gevonden na zijn vertrek op te treden als interim-decaan.

-Wetenschappelijk directeur Kees Glas heeft aangegeven na drie jaar terug te willen naar het onderzoek – in beginsel zal hij zijn functie per 1 januari 2008 neerleggen.

-Prof. Jan Feijen, wetenschappelijk directeur van BMTI, stopt, zoals bekend, in de loop van 2008. Dat moment zal aangegrepen worden om het onderzoek van Technische Geneeskunde in het instituut te integreren, hetgeen naar verwachting in de loop van dit najaar meer vorm zal krijgen.


Voorzitter:

De 3TU-medezeggenschapsorganen hebben de concept Code of Conduct besproken en een gezamenlijke reactie gegeven. Die reactie komt erop neer dat is geconstateerd dat er geen sprake is van strijdigheid met bestaande statuten en bestuursreglementen, maar dat er vooralsnog ook weinig meerwaarde kan worden vastgesteld.


Naar aanleiding van de mededelingen van het college stelt Wormeester enkele vragen:

Wie wordt waarnemend directeur BMTI? Antwoord: Er wordt gewerkt aan het vaststellen van een profiel e.d. Naar verwachting zal daarover vóór de jaarwisseling meer duidelijkheid bestaan, zodat in 2008 naar een nieuwe wetenschappelijk directeur gezocht kan worden. De huidige WD blijft nog tot september 2008 in functie.

Levert de gezamenlijke werving voldoende instroom op voor de 3TU-masters? Antwoord: Flierman zal daarop terugkomen in de volgende overlegvergadering.

Verder merkt Wormeester op blij te zijn dat de inspanningen in het kader van de internationalisering hun vruchten beginnen af te werpen. Ziehmer wijst erop dat Duitse studenten vooral kiezen voor een studie in het buitenland als het gaat om Psychologie en Medicijnen, omdat daarvoor te weinig plaatsen in eigen land beschikbaar zijn. Het zou mooi zijn als er ook meer gekozen zou worden voor de technische vakken aan de UT, die op dat vlak veel te bieden heeft. Flierman is dat uiteraard met hem eens; de werving is daar ook al op gericht. Wat bij een grotere instroom wel zal gaan spelen is de taal waarin de vakken gegeven moeten gaan worden.


3.Verslag van de overlegvergadering van 26 juni 2007 (UR 07-256)

Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.


4.Notitie Tenure Track (UR 07-274, UR 07-287)

Flierman in reactie op UR 07-287:

Pag. 2 pt. 1 – Subsidiëring: Minister Plasterk is een groot voorstander van het Tenure Track systeem. Het college gaat er dan ook van uit dat, àls er al een probleem zou ontstaan omdat er geen sprake is van een vast dienstverband, dat opgelost zal kunnen worden.

Wormeester zegt in dit kader enig onderzoek te hebben gedaan, waaruit naar zijn mening blijkt dat er nog wel wat puntjes zijn die nadere aandacht vragen, zoals zekerheid omtrent de daadwerkelijke uitvoering van het traject en duidelijkheid t.a.v. de inbedding; hij zal het college daarover schriftelijk informeren.

Pag. 2 pt. 2 – Aansluiting bij UFO-indeling en eventuele eerdere doorstroming naar UHD-functie: Als iedereen het erover eens is dat iemand eerder toe is aan doorstroming naar een UHD-functie omdat hij aan alle criteria voldoet zal dat mogelijk zijn.

Pag. 2 pt. 3 – Meerwaarde Tenure Track systeem: Er is een brede beweging op dit terrein gaande in Nederland en de ervaring is dat dit systeem bepaalde mensen met talent aantrekt. Strikt formeel genomen biedt het UFO-systeem dezelfde mogelijkheden maar in de praktijk werkt het niet altijd zo; enkele verschillen zijn:

-UFO denkt meer vanuit “opgedragen taken”.

-De Tenure Trackers die niet aan de verwachtingen voldoen moeten vertrekken – die afspraak wordt vooraf met hen gemaakt.

Pag. 2 pt. 4 – Verhouding tussen sturen van onderzoek op basis van beschikbaar talent en programmatische sturing in de Nota Onderzoeksbeleid: Dat combineert wel, in die zin dat onderzoeksdomeinen altijd betrekkelijk globaal gedefinieerd zijn. Tenure Trackers dienen binnen een bepaald domein te passen, en daarbinnen kunnen ze geleidelijk aan hun eigen weg gaan zoeken.

Pag. 1 pt. 1, 2 en 3 – Inpassing in het personeelsbeleid: De consequentie van invoering van het systeem is inderdaad dat er uitspraken gedaan moeten worden over formatieaantallen en de consequenties voor de bekostiging van leerstoelen. Dit zal nader besproken moeten worden met de decanen en wetenschappelijk directeuren.

Flierman is er voorstander van Tenure Track in zijn algemeenheid op UT-niveau te formuleren en een aantal spelregels vast te leggen. Vervolgens is het aan de faculteiten om in samenspraak met de instituten daar verder invulling aan te geven.

Wat deelname van het zittende personeel betreft: Flierman kan zich voorstellen dat dat mogelijk moet zijn. In dat geval zullen zij dezelfde procedure moeten doormaken als degenen die van buiten de UT komen; en als ze niet voldoen heeft dat ook voor hen consequenties (ze worden dan dus geen UHD maar blijven UD). Dit moet overigens nog wel nader uitgewerkt worden.


De Jong merkt op dat hij ervan uitgaat dat de HRM-nota wel aangepast gaat worden. Flierman antwoordt dat in de nota zal worden ingegaan op hetgeen door de UR is aangedragen. Maar het zal niet zo zijn dat aan een onderwerp waarover een uitgebreide notitie geschreven is die met alle betrokkenen besproken is, in de HRM-nota ook nog weer eens uitgebreid aandacht wordt besteed.


5.Notitie Functieroulatie (UR 07-267, UR 07-288)

Flierman is het met de UR eens dat de invoering van een functieroulatiesysteem positief benaderd moet worden. Het mag niet zo zijn dat het imago ontstaat “dat er met een deelnemer aan het systeem wel iets aan de hand zal zijn”. Het gaat immers om het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden en het benutten van talenten. Daarom zal de deelnemers ook iets aangeboden worden in de zin van scholing, feedback/reflectie.

Wat het eventueel verplicht stellen van functieroulatie betreft: Dit moet gezien worden in de zin van “het is niet uitgesloten dat….”. Het zal eerder zo zijn dat bijvoorbeeld bij het aantrekken van nieuwe medewerkers gezegd wordt: “U kunt in algemene dienst komen, en na een aantal jaren wordt u op een andere plek geplaatst. Mocht u dat niet willen, dat moet u hier niet komen werken.” Voor het zittende personeel zal dit in principe niet gelden.


Op de vraag of dit systeem in een regeling wordt vastgelegd zegt Flierman het vooral te beschouwen als onderdeel van beleid. Zo lang functieroulatie op vrijwillige basis plaatsvindt hoeven er naar zijn mening geen regels vastgesteld te worden, maar maakt het gewoon onderdeel uit van het HRM-beleid.


6.UT Arbo- en Milieujaarverslag 2006 en Jaarplan 2007 (UR 07-215 UR 07-292)

Besluit:

De UR besluit in te stemmen met het Arbo- en Milieujaarplan 2007.


In reactie op de opmerking van de UR in UR 07-292 over de lichtinval in enkele kantoren in de Meander zegt Flierman ervan uit te gaan dat in het ontwerpproces rekening gehouden is met de geldende arbo- en veiligheidsnormen. Immers, als dat niet het geval is wordt geen bouwvergunning verleend.

De Jong legt uit dat inmiddels gebleken is dat er een fout is gemaakt; er wordt echter ad hoc gereageerd en de indruk bestaat dat niet nagegaan wordt of diezelfde fout wellicht ook elders gemaakt is zodat naar een over-all oplossing gezocht kan worden.

Afgesproken wordt dit onderwerp nader te bespreken met portefeuillehouder Van Ast.


7.Instellen/verkiezen dienstraden nieuwe eenheden (UR 07-245, UR 07-291)

De UR doet in UR 07-291 enkele voorstellen:

1. Opnemen van een vertegenwoordiging van de Archief-medewerkers in de Dienstraad SWI.

2. Leveren van mogelijke kandidaten vanuit de faculteiten voor de dienstraden van de Servicecentra door de UR.

3. Gezamenlijke medezeggenschapsverkiezingen in mei 2008.

4. In het geval van beslissingen tussen Secretaris UT en directeuren Service Centra over gemeenschappelijke belangen en verplichtingen: overleg van de gezamenlijke raden over medezeggenschap, waarbij de eindverantwoordelijkheid blijft bij de individuele raden.


Het college stemt in met de voorstellen 1 t/m 3. Wat punt 4 betreft stelt Flierman voor dit te zien als vertrekpunt, maar in de praktijk naar bevind van zaken te handelen. Het zou immers ook zo kunnen zijn dat bepaalde onderwerpen beter centraal in de UR behandeld kunnen worden.


Vastgesteld wordt dat Poorthuis de contactpersoon namens de UR blijft in het proces rond de invoering en samenstelling van de nieuwe raden.


8.Herziene Nota Onderzoeksbeleid 2007-2010 (UR 07-269, UR 07-295)

In het concept-besluit UR 07-295 wordt een drietal voorwaarden geformuleerd die het akkoord van het college behoeven alvorens de UR tot een positief instemmingsbesluit kan komen.


Voorwaarde 1 – Evaluatie van de nieuwe bestuursstructuur begin 2009: Het college gaat hiermee akkoord.

Voorwaarde 2 – Nadere vaststelling van de samenstelling en bevoegdheden van de Instituutsraden door een wijziging van het UR-reglement vóór de komende jaarwisseling: Het college gaat hiermee akkoord.

Voorwaarde 3 – De strategische keuzen van parameters en compartimenten in het te wijzigen verdeelmodel ter instemming voorleggen aan de UR vóór de jaarwisseling: Deze voorwaarde is voor het college niet acceptabel.


Flierman over voorwaarde 3: De manier waarop het verdeelmodel is ingericht is niet relevant voor de te maken strategische keuzes in het onderzoeksbeleid en voor een adequate uitvoering van de nota. Sturing is altijd mogelijk, los van de hoeveelheid geld. De financiële randvoorwaarden zijn bekend – in de nota Kaderstelling staat aangegeven wat voor 2008 het budget voor onderzoek is; een financiële paragraaf in de Nota Onderzoeksbeleid is dus niet nodig. Als een soort gebaar van goede wil richting de UR zijn in eerste instantie de hoofdlijnen van het nieuwe verdeelmodel in de nota opgenomen; vervolgens ging echter de discussie met de UR alleen daarover en niet over de inhoud van de nota – dat was niet de bedoeling en daarom heeft het college dat onderdeel uit de nota geschrapt. Wel is de UR diverse malen geïnformeerd over de gang van zaken rond het verdeelmodel.

Inmiddels is de afspraak gemaakt dat het verschil van opvatting tussen UR en college over de bevoegdheden en rechten van de UR wordt voorgelegd aan de geschillencommissie; de uitspraak van de commissie zal bindend zijn. De derde voorwaarde is dan ook overbodig en wordt door het college gezien als een vorm van chantage (een woord dat in een onderling overleg tussen voorzitter CvB en voorzitter UR door laatstgenoemde zelf is gebezigd). Het college vindt dit een zeer te betreuren insteek en zal een handhaving daarvan door de UR beschouwen als een zwarte bladzijde in de verhouding tussen college en UR.

Flierman dringt er met klem bij de UR op aan, in het belang van de goede verhoudingen en de afspraken die zijn gemaakt om tot een oplossing te komen, om niet via een slinkse weg alsnog te willen proberen dit geregeld te krijgen.


Ferreira Pires wijst erop dat het de UR niet gaat om een volledig uitgewerkt verdeelmodel maar om de uitgangspunten, teneinde bepaalde beleidsuitspraken te kunnen koppelen. De UR wil niet chanteren, maar consequent zijn – bij de Onderwijsnota is bijvoorbeeld op dezelfde manier gehandeld. Wormeester vult aan dat het college bij de Onderwijsnota heeft toegezegd een beeld te scheppen van hoe het financiële plaatje eruit zou zien; tot teleurstelling van de raad is die belofte niet nagekomen en daarom heeft de UR grote moeite met hoe die nota er nu uitziet. Het is een heel goed stuk, maar bevat geen handvatten om na een aantal jaren de nota te kunnen beoordelen op een adequate uitvoering – datzelfde dreigt nu te gebeuren met de Nota Onderzoeksbeleid.

Flierman merkt op dat de UR kan toetsen of de uitgangspunten van de Nota Onderzoek terugkomen in het verdeelmodel. Als de raad meent dat het verdeelmodel onvoldoende aan die voorwaarde voldoet, moet hij dat laten weten. Maar dat wil niet zeggen dat er een paragraaf in de nota moet worden opgenomen. Over het verdeelmodel zijn aparte afspraken gemaakt, en daaraan wenst het college zich te houden.


De voorzitter geeft een toelichting op zijn gebruik van het woord “chantage”: Wat hij heeft gezegd is dat hij zich zou kunnen voorstellen dat het college de door de UR gestelde voorwaarde zou kunnen zien als chantage. Echter, vanuit de UR gezien gaat het om de principiële overtuiging dat er sprake moet zijn van een strategische koppeling tussen beleid en (financiële) sturing. Wat de UR probeert te zeggen is: “Eigenlijk had het in de Nota Onderzoeksbeleid moeten staan. De UR is echter bereid de besluitvorming over de nota nu af te ronden, mits toegezegd wordt dat de financiële sturing apart aan de raad wordt voorgelegd en hij daarin een beslissende stem heeft”.

Flierman legt nogmaals uit dat het college het toch als chantage opvat, omdat er afspraken zijn gemaakt t.a.v. het verdeelmodel die hiermee op losse schroeven worden gezet.

De voorzitter doet een compromisvoorstel, inhoudende dat het college eenmalig de uitgangspunten voor het verdeelmodel in het najaar van 2007 aan de UR voorlegt, vooral het deel dat hoort bij de Nota Onderzoeksbeleid, en met het oog op de handelwijze in de toekomst naar de geschillencommissie te gaan en de uitspraak daarvan als bindend te beschouwen. Hij vraagt het college dit voorstel in overweging te nemen. Het college, dat dit compromisvoorstel al voorgelegd had gekregen, laat weten daar niet op in te willen gaan.


Vervolgens vindt een korte schorsing plaats, waarin de UR zich beraadt op zijn reactie op de zienswijze van het college.


Na heropening van de vergadering geven de beide fracties hun standpunt:

UReka: Het is wenselijk dat er een financieel plaatje komt dat de mogelijkheid biedt tot een koppeling met het beleid, maar het is niet absoluut noodzakelijk dat dat financiële plaatje er nu komt te liggen om met de Nota Onderzoeksbeleid in te kunnen stemmen.

CC acht het kennen van de financiële zienswijze van groot belang en verwacht hoe dan ook dat de Nota Onderzoeksbeleid een dergelijk wezenlijk onderdeel bevat, omdat daarmee richting gegeven wordt aan hoe het beleid handen en voeten moet krijgen en op basis daarvan na een aantal jaren nagegaan kan worden wat ervan terecht gekomen is. De fractie meent dat het nu nog niet mogelijk is tot een positief danwel negatief instemmingsbesluit te komen. Zij wil eerst zorgvuldig proberen tot een goede, heldere, schriftelijke motivatie/argumentatie te komen om op basis daarvan een besluit te kunnen nemen.


In reactie op het standpunt van UReka merkt Flierman op dat het financiële kader van het onderzoeksbeleid valt af te leiden uit de begroting en de kaderstelling; en uiteraard zal verantwoording worden afgelegd van wat er met het geld gebeurd is (bijvoorbeeld in de diverse jaarverslagen e.d.).


Besluit:

Besloten wordt gebruik te maken van de wettelijke termijn om tot besluitvorming te komen en de formulering van het UR-besluit uit te stellen tot de interne UR-vergadering op 3 oktober 2007. In het geval van een positief besluit kunnen de geformuleerde toezeggingen 1 en 2 gehandhaafd worden; in het geval van een negatief besluit zijn die beide toezeggingen niet meer relevant en gaat het vooral om de overwegingen van de raad om tot een dergelijk besluit te komen.


9.Rondvraag

Vernooij nodigt de collegeleden en de UR-voorzitter (maar natuurlijk ook de anderen) uit om tijdens de sportdag op 13 september a.s. deel te nemen aan het abseilen van de Horsttoren. De UR-voorzitter zegt beschikbaar te zijn, de collegeleden laten de eer graag aan zich voorbijgaan.


10.Sluiting

Om 11.00 uur sluit de voorzitter de vergadering.


*****