3. Verslag vergadering 2007-03-06

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500



Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 07-101

Fax


Datum

13 maart 2007

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 6 maart 2007



Aanwezig:

Leden UR:

Andringa, Becht, Brinkman, Ferreira Pires, Fonville, Hoogveld, De Jong, Meijer (vz), Van Nierop, Pol, Poorthuis, Possel, Stek, Van der Velde, Visschedijk, Visser

College van Bestuur:

Van Ast, Flierman (t/m ag.pt.3), Zijm

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig:

Van Andel (m.k.), Wormeester (m.k.)



1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 13.35 uur met een welkom aan de aanwezigen de vergadering.

De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.


3.Mededelingen

CvB:

Op 8 maart a.s. is er een 3TU-conferentie over de voortgang van het proces. Het aantal UR-leden dat zich heeft aangemeld stelt vooralsnog teleur.

Valorisatie: Het provinciebestuur heeft besloten nog in de huidige bestuursperiode M€ 1,- ter beschikking te stellen voor de ontwikkeling van cleanroom, nanolab en bijbehorende faciliteiten.

Op 5 maart jl. heeft een delegatie van UT, gemeenten, bedrijfsleven en Provincie aan de minister van Economische Zaken de Innovatieagenda van Twente aangeboden. Het is de bedoeling dat er M€ 400 beschikbaar komt (vanuit Provincie/lokale overheden, bedrijfsleven/kennisinstellingen, Den Haag en Brussel). Dit zou een belangrijke impuls betekenen voor de regio, en daarmee ook voor de UT.


8.Voortgang 3TU-proces

De 3TU.Federatie heeft inmiddels een secretaris aangesteld. Er wordt volop gewerkt aan het op poten zetten van de Centers of Excellence. Ook de wervingsprocedure voor hoogleraren is in volle gang; deze verloopt deels zeer succesvol, maar hier en daar zullen misschien aanvullende stappen nodig zijn.

De CvB’s gaan een visie opstellen, die aangeeft waar de 3TU.Federatie in 2011/2012 zou moeten staan; naar verwachting zal die visie in de loop van 2007 afgerond kunnen worden.


Poorthuis informeert naar de (financiële) consequenties van het feit dat Nanotechnologie buiten het 3TU-verband wordt gehouden. Volgens Zijm zijn er voor de UT geen financiële gevolgen. De UT gaat door met de huidige opleiding. De enige consequentie die hij voorziet heeft te maken met de M€ 6 impulsgelden van OC&W, waardoor voor een bedrag van k€ 4 à k€ 5 een andere bestemming gevonden zal moeten worden binnen het kader van de 3TU Graduate School.


2.Reorganisatieplan Efficiënte Moderne Bedrijfsvoering (UR 07-065, UR 07-068, UR 07-085, UR 07-089, UR 07-080)

De aanvullende informatie van het CvB (UR 07.085) en het UR-conceptadvies (UR 07-089) hebben elkaar gekruist; gevolg is dat aan sommige opmerkingen/vragen van de UR in de CvB-brief inmiddels tegemoet blijkt te zijn gekomen.

Poorthuis benadrukt dat de UR het college met klem verzoekt de tijd te nemen die nodig is om het reorganisatieproces tot een goed einde te brengen. Het is voor de UR van groot belang het gevoel c.q. het vertrouwen te krijgen dat het goed komt. Daarom is op sommige onderdelen een zekere mate van detaillering dan ook gewenst.


Flierman zegt de indruk te hebben dat CvB en UR elkaar al wel aan het naderen zijn. In de ogen van het CvB moet het reorganisatieplan samen met de aanvullende informatie in UR 07-085 in beginsel toereikend zijn voor een UR-advies. Daarbij komt dan nog het personeelsplan, dat omstreeks 15 maart a.s.gereed zal zijn; dan zal ook met het OPUT gesproken worden over het sociaal statuut. Het voornemen is het reorganisatieplan en de aanvullende informatie ineen te schuiven tot één document; dit zal naar verwachting op redelijk korte termijn kunnen gebeuren.

Vervolgens gaat het CvB op diverse aspecten in UR 07-089 nader in:

Dienstverlening: Uitgangspunt is dat het niveau van dienstverlening niet wordt aangetast; het proces is niet ingezet om te bezuinigen op de dienstverlening, maar om die efficiënter en meer aansluitend op de behoefte te maken. Daartoe liggen er voldoende visies, intenties en voorwaarden. Dat zo zijnde, is het voor het uitbrengen van een advies naar het oordeel van het CvB niet noodzakelijk om nu al alle details te kennen. Veel discussie is nog nodig alvorens tot detaillering te komen, en het zou te veel tijd vragen om dat allemaal eerst afgerond te willen hebben.

De organisatiestructuur wordt volgens het CvB in voldoende mate in het reorganisatieplan aangeduid. Daarnaast verschijnt dus rond 15 maart het personeelsplan.

Natuurlijk wil ook het CvB precies kunnen uitrekenen wat de uitkomst van de reorganisatie zal zijn. In ieder geval is duidelijk wat eruit zou móéten komen. Aan finetuning wordt nog gewerkt.

De benutting van alle onderwijsruimtes moet veel beter kunnen. Op dit moment wordt slechts 20% benut, en dat zou zeker 40 à 45% moeten kunnen zijn. Dat vraagt nog heel veel aan uitwerking, maar dat neemt niet weg dat het als taakstelling wel kan worden opgenomen.

De UR benadrukt dat een goede sturing in dit kader van belang is, om al te rigoureuze opheffing van onderwijsruimtes te voorkomen.

Werkplekken studenten: Dat is inderdaad een zorgelijke situatie, hoewel de UR er naar het oordeel van het CvB wel een heel zwaar accent op legt. Duidelijk is wel dat er iets moet gebeuren. Overigens is de behoefte aan pc-zalen afgenomen. Het CvB zal met de decanen nader spreken over het feit dat studenten van de ene faculteit soms niet terecht kunnen bij werkruimtes van een andere faculteit – die toegankelijkheid zal moeten verbeteren.

Frontoffice/backoffice: Er is inmiddels – na inbreng vanuit de UR-commissie – overeenstemming over de positionering van front- en backoffice, hetgeen nog verwerkt zal worden in het plan. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk vragen om hulp en informatie via het frontoffice beantwoord worden. Het zal dus zeker niet te smal worden, zoals de UR vreest. Maar ook hier is nog veel uitwerking nodig, voordat duidelijk is hoe de dienstverlening er precies komt uit te zien.

Vacaturestop: Er is inderdaad een vacaturestop, zoals staat aangegeven in de brief van 12.6.2006.

Het college is verantwoordelijk en aanspreekbaar voor het hele proces, en daarin ligt naar het oordeel van het CvB ook de waarborg dat er in het implementatieproces geen ongelukken gebeuren.


Reacties vanuit de UR:

UReka benadrukt dat er erg veel problemen zijn met werkplekken voor studenten, met name in Cubicus, de Horsttoren en de Spiegel. Dat vraagt om actie nú, en niet om reactief handelen n.a.v. groei. Overigens betekent het feit dat er minder pc’s beschikbaar zijn een grote kostenpost voor studenten.

Van Ast zegt toe nog eens extra te zullen bekijken of op korte termijn iets gedaan moet worden aan het aantal werkplekken voor studenten. Hij erkent dat dit een belangrijk onderwerp is, maar eigenlijk staat het los van het reorganisatieplan.

Het is goed dat er nu een financieel plan op tafel ligt. Er zullen nog zeker detailvragen zijn – die zullen via de mail gesteld worden. Maar wat opvalt, is dat de besparing niet geheel gerealiseerd wordt in 2008. Er zal dus per jaar steeds een bedrag bij moeten om te komen tot de beoogde bezuiniging van M€ 5. Dus eigenlijk worden reserves gebruikt om de matchingproblematiek op te lossen – dat is toch in het algemeen niet de bedoeling van reserves?

Reactie Van Ast: De terugverdientijd in relatie tot de besparing ligt in de voorliggende opstelling op minder dan een jaar. Het college wil zoveel mogelijk vasthouden aan een budgettering van die M€ 5 in de begroting 2008 en zijn best doen dat bedrag waar mogelijk elders vrij te maken. De reservepositie is zodanig dat het verantwoord is het daaruit te halen, maar ook elders is er nog wel wat ruimte.


De volgende afspraken worden gemaakt:

Het CvB zorgt dat er rond 15 maart a.s. één document is waarin alle nu voorliggende informatie verzameld is. Dat document is tevens de adviesaanvraag.

Op dat moment gaat de wettelijke 30-dagen-termijn in waarbinnen de UR advies moet uitbrengen.

Voorafgaand aan de presentatie van de adviesaanvraag vindt er overleg plaats tussen Van Ast, vertegenwoordigers van de UR en de projectleider om de verwachtingspatronen op elkaar af te stemmen op basis van de voorliggende informatie.

De UR zal zo mogelijk advies uitbrengen tijdens (of, indien nodig, na intern overleg aansluitend aan) de overlegvergadering van 3 april 2007.


4.Verslag van de overlegvergadering van 6 februari 2007 (UR 07-072)

Pag. 1, r. 32:, 2e bolletje: paginanummer 5 ontbreekt.

Met inachtneming hiervan wordt het verslag vastgesteld.


Naar aanleiding van het verslag:

Pag. 2 r. 55 e.v.: Poorthuis mist de door hem gegeven toelichting op wat de UR omschrijft als het te weinig “verkocht” hebben van de plannen. Hij heeft namelijk uitgelegd dat naar zijn mening het college te weinig heeft overtuigd; volgens Poorthuis heeft Van Ast beaamd dat er wat dat betreft wel een schepje bovenop kon.

Pag. 3 r. 7 e.v. inzake cultuurverandering: Poorthuis heeft uitgelegd dat bedoeld is dat er te weinig aandacht is voor cultuurverandering die noodzakelijk is om de plannen uit te voeren.


5.Nota Onderwijsbeleid 2006-2010 (UR 07-066, UR 07-079)

Van Nierop: UReka is blij met het aanbod van het college om studenten te willen betrekken bij het opstellen van de richtijnen m.b.t. het bindend studieadvies (BSA). Wel wil hij graag weten waarom het college denkt dat een BSA bij de UT zal werken, indachtig het feit dat bijvoorbeeld in Leiden is aangetoond dat het BSA leidt tot zelfs een lager studierendement. Ook vraagt UReka zich af waarom het college meent (zoals aangegeven in de overlegvergadering van 6.2.2007) dat een visitatierapport voldoende grond biedt om te bepalen of een BSA ingevoerd kan worden.

Hoogveld vult aan dat UReka zich afvraagt wat er gebeurt als blijkt dat drie toetsmogelijkheden voor een student niet voldoende zijn – kan hij/zij dan de opleiding niet afronden? Naar zijn mening lijkt dit op een verkapt BSA. En een andere vraag betreft het feit dat gesteld wordt dat weinig gevolgde vakken slechts eens per twee jaar aangeboden worden; wat betekent dat voor eenjarige masters?


Reactie van Zijm op de gestelde vragen en het concept-UR-besluit in UR 07-079:

De UR stelt dat de hoofddoelstellingen onderling op gespannen voet staan (enerzijds vergroting instroom en verbetering rendement en anderzijds kwaliteitsborging). Zijm kan dat slechts deels onderschrijven. In de gehele Onderwijsnota wordt nadrukkelijk ingezet op kwaliteitsinstrumenten, rendementsverbetering, studentvolgsystemen etc. Dus hoe zou dat op gespannen voet kunnen staan? Vergroting van de instroom maakt het in het algemeen niet gemakkelijker, maar de UT heeft geen keus, wil ze de universiteit levenskrachtig houden. Juist daarom wordt enorm veel aandacht besteed aan het gehele complex van maatregelen. Het is waar dat de externe wereld er niet gemakkelijker op is geworden, maar juist om die reden wordt ingezet op maatregelen om te zorgen dat de UT up to date blijft.

Wat de visitatie betreft: Zijm zegt bepaald niet ontevreden te zijn met de resultaten van de visitaties van de verschillende opleidingen; dat geeft hem de overtuiging dat het met de kwaliteit van de opleidingen nog niet zo slecht is.

Er komt een implementatienota waarin op basis van de Onderwijsnota, en op basis van groei, internationalisering en andere voornemens wordt aangegeven waar de UT naar toe wil en wat dat kost.

De financiële haalbaarheid zal nader worden uitgewerkt en aan de UR voorgelegd. Daarin zal ook tot uiting komen wat de plannen op onderwijsgebied zijn.

De reorganisatie heeft tot doel meer geld naar het primaire proces te brengen. Het past volgens Zijm niet om bij de behandeling van een inhoudelijke nota te vragen om financiële toezeggingen; niettemin kan hij de UR verzekeren dat de UT absoluut niet buiten de CSow om extra middelen uit het primaire proces wil halen om maatregelen te financieren.

Zijm gaat dan ook akkoord met de eerste toezegging in het concept-UR-besluit.

Wat de speerpunten 2007 betreft: daarbij noemt Zijm een bedrag van ca. k€ 700 (en dat is dan exclusief ELAN). Ook voor volgende jaren gaat het om die orde van grootte. Ook ICT-aanpas-singen en ELO staan in de speerpunten voor 2007, maar daarvoor is al een budget gealloceerd. Er zullen ook kosten gedekt worden uit extra inkomsten.

Kortom: een uitsplitsing van de genoemde k€ 700 heeft geen zin, omdat het maar een deel van het verhaal is. Er komt wel degelijk een totaaloverzicht, maar dat gebeurt in de implementatienota.

Niveau Engels voor instromende studenten: Voor de instroom in de bachelors wordt het niveau IELTS 6.0 gehanteerd. Uitgangspunt is dat vwo-scholieren dat niveau kunnen halen; als dat zo blijkt te zijn worden zij vrijgesteld, en anderen zullen getoetst worden. Overigens: als men ondanks alles toch een toets wil, kan men daaraan meedoen. Mocht uit de toets blijken dat het niveau niet voldoende is, dan zal van UT-zijde worden aangegeven welke mogelijkheden er zijn om alsnog op het gewenste niveau te komen. Maar, let wel: dit is geen aanbod-economie; de UT geeft ook geen cursus Nederlands; verwacht wordt dat studenten het ingangsniveau hebben om uiteindelijk de masters te kunnen volgen – het is aan hen om de daartoe geboden mogelijkheden te grijpen.

Wat het bindend studieadvies betreft: Er komt nog een richtlijn, en studenten zullen daarbij betrokken worden.

Het CvB zal de invoering van de BSA niet heroverwegen. Vergelijking met andere universiteiten heeft geen zin omdat de omstandigheden verschillen (qua begeleiding, qua studentvolgsystemen etc.).

Uiteraard is het CvB bereid tot een evaluatie na een paar jaar, en wordt er zoals toegezegd een richtlijn vastgesteld alvorens de pilot van start gaat. De pilot gaat naar verwachting in september 2007 van start en Zijm hoopt vooraf met de UR tot overeenstemming over de richtlijn te zijn gekomen.

Wat het aantal en de omvang van vakken betreft, evenals het aantal toetsmogelijkheden: Naar de mening van Zijm zijn drie toetsen per vak per student voldoende. Zo niet, dan is er iets mis met ofwel de student ofwel het vak. In principe moet een student die is toegelaten tot een studie dat vak kunnen afronden binnen 3 toetsen. Lukt dat niet, dan moet naar de oorzaak en een mogelijk alternatief gekeken worden. Om dit in de richtlijn te kunnen opnemen zal nog nader van gedachten gewisseld moeten worden.

Wat het eens per twee jaar aanbieden van weinig gevolgde vakken betreft: voor eenjarige masters geldt dat uiteraard niet.


Discussie:

BSA / toetsen: Op de vraag of in de voorlichting aan scholieren wel rekening is gehouden met de pilot die het college in september wil starten, antwoordt Zijm dat hij dat niet direct noodzakelijk vindt, gezien de negatieve lading die dat zou hebben. Het college wil ervan uitgaan dat er niet veel studenten zullen zijn die door een BSA afgewezen worden.

De voorzitter is van mening dat de UT álle studenten die naar de UT willen komen een adequate studieloopbaan moet bieden. En als zij een studie blijken te hebben gekozen die ze niet aankunnen, dan heeft de UT de plicht hen daar tijdig op te wijzen (ook met het oog op de kwaliteit van de opleiding).

Op de vraag of een student ook in het tweede of derde studiejaar een BSA kan krijgen antwoordt Zijm dat dat niet de bedoeling is. Naar zijn overtuiging kunnen studenten die redelijk snel hun propedeuse halen, binnen vier jaar (en dus binnen 3 toetsen) ook hun bachelordiploma halen – dat wijst de praktijk uit. Volgens UReka zijn er wel degelijk vakken waarbij een tweede of derdejaars student de vakken niet altijd in 3 toetsen haalt. In dat geval zal, aldus Zijm, onderzocht moeten worden hoe dat komt, bijvoorbeeld door ook te kijken naar de structuur van de vakken en naar de begeleiding.

Hoogveld stelt voor om in dat geval eerst te inventariseren om welke vakken het gaat, hoe vaak het voorkomt en wat de gevolgen voor de betreffende student zijn, en er vervolgens iets aan te doen voordat de toets-maatregel wordt ingevoerd. Zijm stelt dat hij niet een maatregel afhankelijk wil maken van elk individueel geval dat zich zou kunnen voordoen. Nogmaals: niemand is erbij gebaat dat een student uitvalt en wat hem betreft is dat dus ook niet aan de orde; maar dat betekent niet dat eerst alle vakken worden nagelopen om te bekijken of er wellicht struikelvakken zijn. Possel vraagt zich af of er wel zoveel regels opgesteld moeten worden als het waarschijnlijk toch maar om individuele gevallen gaat. Reactie Zijm: Het gaat om één enkele regel, en hij verwacht dat juist door het invoeren van die ene regel het aantal uitzonderingsgevallen heel klein zal zijn. Ook zal er altijd nog wel een mogelijkheid zijn om beroep te doen op een hardheidsclausule.

Geen gratis cursus Engels voor studenten: Stek meent dat het toelaten van een student met bepaalde kwalificaties de verwachting wekt dat hij/zij met die kwalificaties de studie ook kan afronden. En waarom wordt een cursus wiskunde wel gratis aangeboden? Zijm: Wat betreft wiskunde is vastgesteld dat het kwaliteitsniveau van vwo-scholieren behoorlijk is teruggelopen, en daarom is besloten daar iets aan te doen. T.a.v. het niveau Engels van vwo-ers wordt dat niet gestaafd door “bewijzen”; de vwo-examens stellen dat het niveau Engels IELTS 6.0 is – dat is dan ook het uitgangspunt.

Visschedijk wijst erop dat het niveau van 6 vwo-Engels dan misschien wel voldoende is, maar op een universiteit moet de Nederlandse taal op een academische manier gebruikt worden. Het lijkt dan ook logisch om aandacht te hebben voor de Engelse manier van academisch presenteren en schrijven in de drie jaren die aan de masters voorafgaan. Zijm antwoordt dat hij het vooralsnog niet over de bachelorfase heeft gehad. Persoonlijk vindt hij dat Visschedijk gelijk heeft en dat in die zin een glijdende schaal wellicht mogelijk zou moeten zijn – die discussie is echter nog niet gevoerd.

Pol stelt voor dit soort onderwerpen ook nog eens – los van de overlegvergadering – met elkaar te bespreken tijdens de bijeenkomst op 20 maart a.s.

Vergroting instroom en rendement versus borging kwaliteit: De Jong legt uit wat met de eerste overweging in het concept-UR-besluit bedoeld wordt: Rendementsverbetering kan bereikt worden door studenten beter te maken of door de eisen te laten zakken. Het laatste zou wel een heel gemakkelijke manier zijn. Overigens is het ook nog zo dat de bekostiging van het onderwijs afhangt van het moment van slagen. Reactie van Zijm: De beste manier om studenten beter maken is het intensiveren van de begeleiding, met name in de eerste jaren van de studie. Daar zullen naar zijn mening middelen voor vrijgemaakt moeten worden, maar dat zal niet zo eenvoudig zijn – die discussie moet ook nog gevoerd worden.

Financiële haalbaarheid: De Jong zou verwachten dat eerst het verdeelmodel aangepast wordt, zodat op basis daarvan bekeken kan worden of het reëel is om de plannen door te voeren.

Algemeen: In de Onderwijsnota staan heel veel ideeën, maar ook veel wenselijkheden, zo constateert De Jong. Waar het om gaat is de vraag wat reëel is. Volgens hem zou het gezien de beperkte financiën goed zijn duidelijke keuzes te maken voor een aantal fronten/speerpunten. Zijm wijst erop dat in paragraaf 6.2 speerpunten genoemd worden; binnen de beschikbare ruimte is dan dus wel een rekensommetje te maken. De uitgebreide financiële onderbouwing volgt zoals aangegeven in de implementatienota.

De Jong wijst er nog op dat het niet alleen om financiën gaat, maar ook om werkdruk – immers: heel veel van de plannen komen op het bordje van de UD’s terecht.


De voorzitter concludeert:

Het CvB zegt toe dat voor de uitvoering van de Nota Onderwijs 2006-2010 vanaf 2008 niet méér aan de interne middelen zal worden onttrokken dan de uit het verdeelmodel voortvloeiende CSow-middelen, zodat de bekostiging van de primaire processen onaangetast blijft.

Voor de onderwijsstimulering die in de nota zit wordt jaarlijks omstreeks k€ 7 uitgegeven. In de implementatienota zal daar gedetailleerder op worden ingegaan.

Het CvB zegt een evaluatie van het uitgevoerde beleid in september 2009 toe.

De omissie betreffende taalverwerving Engels, zoals verwoord in het vijfde opsommingsteken onder de overwegingen, wordt alsnog meegenomen in het implementatietraject.

Voordat het BSA wordt ingevoerd komt er een richtlijn.

De juridische haalbaarheid van het instellen van een maximum van drie toetsen wordt nog onderzocht.

Afgesproken wordt dat aansluitend aan de vergadering met de rector gesproken zal worden over de exacte formulering van de door het college gedane toezeggingen.

Daarna zal de UR bepalen of voldoende tegemoet gekomen is aan de diverse punten om tot instemming te komen.


De UR stelt een nieuw concept besluit op en zal dit voorleggen aan het college. Het presidium is gemandateerd tot definitieve besluitvorming.


6.Arbo en Milieu meerjarenplan 2007-2010 (UR 07-037, UR 07-075)

T.a.v. de toezeggingen in UR 07-075:

Zichtbaarheid/bereikbaarheid/scholing vertrouwenspersonen: Van Ast zal de decanen vragen daar aandacht aan te besteden.

Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zal door het CvB bevorderd worden.

Persoonlijke beschermingsmiddelen voor notebooks voor studenten: Poorthuis legt uit dat hier mede gedoeld wordt op het feit dat de middelen zich niet altijd bevinden in de buurt van waar de studenten aan het werk zijn. Van Ast zal daar extra aandacht voor vragen.

EM-straling: Het is de vraag of dit in dit plan thuishoort, aldus Van Ast. Wel beaamt hij dat het van belang is dat hier voldoende aandacht voor is.


De UR stemt in met het Arbo- en Milieu-meerjarenplan UT 2007-2010, met de toezegging dat de definitieve tekst aan de UR toegezonden zal worden.


7.Inschrijvingsregeling UT 2007-2008 (UR 07-057, UR 07-076)

De UR adviseert, conform concept-besluit UR 07-076, positief t.a.v. het voorgenomen CvB-besluit van 5 februari 2007 inzake de vaststelling van de Inschrijvingsregeling UT 2007-2008.


9.Schriftelijke rondvraagpunten

Herbestemming gebouw Langezijds (UR 07-074, UR 07-087)

De vragen in UR 07-074 zijn door het CvB beantwoord in UR 07-087.


Aanvullend informeert Possel of de mogelijkheid bestaat om in Langezijds gebruik te maken van onderwijszalen ten tijde van de verbouwing van de Waaier in 2008/2009. Van Ast antwoordt dat er gekeken wordt naar mogelijkheden in Langezijds-west; wellicht zullen daar ook tijdens de sluiting van de Waaier tijdelijk restauratieve voorzieningen komen.


In reactie op het antwoord van het college dat de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven ook punt van onderhandeling zijn met de externe investeerder merkt de voorzitter op dat destijds met de UR een andere afspraak is gemaakt, namelijk dat de vestigingsvoorwaarden vooral een zaak van de UT zelf zijn. De UR zou over die voorwaarden dan ook graag met het college willen spreken voordat tot aanbesteding wordt overgegaan. Van Ast ziet het eigenlijk niet anders, zo stelt deze; er zal tijdig gezamenlijk gekeken worden naar de eisen die moeten worden gesteld t.a.v. het karakter van de activiteiten.


Cursussen Nederlands (UR 07-091)

Zijm geeft aan dat zijn uitlatingen t.a.v. cursussen Nederlands voor álle buitenlandse studenten berusten op een mis-interpretatie van zijn kant van een collegebesluit. Het gaat dus alléén om PhD-kandidaten, zoals terecht in UT-Nieuws stond vermeld. Wat de overige buitenlandse studenten betreft: daarover zal het college zich nog beraden, na ook geïnformeerd te hebben hoe andere universiteiten daarmee omgaan.

Gevraagd naar de reden om een gratis cursus aan te bieden aan PhD-kandidaten, zegt Zijm toe dat nog schriftelijk te laten weten.


Ten slotte geeft Zijm nog aan dat een en ander centraal zal worden gefinancierd.


10.Rondvraag

Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt.


11.Sluiting

Om 16.20 uur sluit de voorzitter de vergadering.


*****