6. UR brief Nota Personeelsbeleid een Up-date

logo Universiteitsraad

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500




Aan het College van Bestuur,





Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 05-154

Fax


Datum

23 juni 2005

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: Nota Personeelsbeleid: een update (instemming personeelsgeleding, advies studentgeleding UR)



Geacht College,



In de commissie P&S heeft PA&O-medewerker Anja Smit de update personeelsbeleid toegelicht.

Het enthousiasme van de klankbordgroep, dat u meldt in uw aanbiedingsbrief, wordt vooralsnog niet gedeeld door de UR-leden. De update komt daarvoor te weinig tegemoet aan de afspraken die over verdere uitwerking van het personeelsbeleid (bij het vaststellen van de nota) zijn gemaakt en nauwelijks aan het advies van de UR d.d 1 april 2004

In deze brief willen we over de update een aantal algemene opmerkingen maken zonder op alle details in te gaan:

1.Het stuk heeft het karakter van een voortgangsrapportage, niet van een algehele invulling en aanscherping van het personeelsbeleid, zoals 1½ jaar geleden afgesproken.

2.De lijn die gekozen wordt ten aanzien van loopbaanontwikkeling is onduidelijk: men heeft blijkbaar de lijn van carrièrepaden zoals in de nota vermeld verlaten, maar hoe nu het hoofdthema wordt ingevuld en gefaciliteerd is onduidelijk. Hoe zit het met zaken als formatiebeginsel versus individuele loopbanen, keuze voor of tegen tenure-tracks, mogelijkheden om prestatiebeloning door te voeren, de plaats van educatief verlof/ sabbatical in het personeelsbeleid, een totaal cursus/scholingspakket voor verschillende leeftijds- en personeelcategorieën, een duidelijk plan voor persoonlijke loopbaanbegeleiding, de keuze om het loopbaancentrum weer in ere te herstellen, etc?

3.De Universiteitsraad heeft in zijn advies in het personeelsbeleid naast bovengenoemde zaken aandacht gevraagd voor het taakbelastingbeleid, de transparantie van het personeelsbeleid en het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen. De update komt daaraan op veel punten niet tegemoet.

4.De samenhang met andere beleidstukken, zoals het ziekteverzuimbeleid, arbeidsvoorwaardenbeleid en plan van aanpak n.a.v. de RIE welzijn, is slechts beperkt aanwezig.

5.Bekostiging van het personeelsbeleid: uit het aangepaste stuk “Plan van aanpak Medewerkerstevredenheidsonderzoek” blijkt dat de van Rijn middelen niet ingezet worden voor loopbaanontwikkeling en dat de kosten van scholing en loopbaanontwikkeling (alleen) uit de arbeidsvoorwaardengelden betaald gaan worden.
Hoe gaan de van Rijn middelen nu (eindelijk) wel besteed worden?
Welke kosten van het personeelsbeleid dienen uit de arbeidsvoorwaardengelden en welke uit de reguliere bekostigd te worden?
Hoe wordt voorkomen dat het budget van de eenheid (leerstoel, afdeling) bepalend is voor

6.de mogelijkheid om van arbeidsvoorwaarden, zoals sabbatical en scholing, gebruik te kunnen maken?

7.Wordt het personeelsbeleid (en daarmee samenhangende beleidsstukken) ter advisering aan deskundige derden voorgelegd om te toetsen op criteria als consistentie, effectiviteit e.d., zoals eerder door UR en OPUT aan u is gevraagd?


Aansluitend op het laatste punt stelt de personeelsgeleding van de UR u voor om, gezien de divergerende opvattingen van college en UR, een “second opinion” te vragen, bijvoorbeeld bij de personeelswetenschappers van de UT, en aan de hand daarvan de verdere uitwerking van het personeelsbeleid af te spreken. Een bijkomend voordeel is dat het over de vakantie tillen van de besluitvorming deelname aan de discussie en inbreng van de nieuwe portefeuillehouder personeel mogelijk maakt.

De studentgeleding onderschrijft het bovenstaande.







Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,




dr. G.J.I. Schrama

voorzitter