van 2001 10 02

Verslag van de overlegvergadering Universiteitsraad van dinsdag 2 oktober 2001


Aanwezig:

Leden UR:

Berkers, Bloem, Van der Heijden, Houweling, Hovenkamp, Kluitenberg, Meijer (vz), M.Mulder, P.Mulder, Prevaas, Schrama, Wallinga-de Jonge, Weber, Weijnen, Wittkampf

COLLEGE VAN BESTUUR:

Barbas, De Jong, Roosendaal, Van Vught

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig:

Jacobs, Thomasson, Barsema




1.Opening

vzUR opent om 14.30 uur de vergadering.

De agendapunten 15c en 15f worden behandeld na punt 7. In dit verslag wordt de volgorde van de agenda aangehouden.


2.Mededelingen

Roosendaal: De laatste weken is er veel onrust ontstaan n.a.v. de publicatie van het Berenschot-rapport, en dat zal nog wel even zo blijven. Daarom een paar algemene opmerkingen:

Berenschot heeft een rapport opgesteld over de mogelijkheden van kostenverlaging en opbrengstverhoging binnen de huidige exploitatie van de UT, aan de hand van suggesties die binnen de UT gedaan zijn. Nu gaat het erom hoe de universiteit ermee omgaat; de universiteit moet keuzes maken. Wat Berenschot in z’n algemeenheid zegt is dat het mogelijk moet zijn om Mƒ 35,= te bezuinigen door een reorganisatie van het totale ondersteunende proces. Hoe dat wordt ingevuld is aan de UT. Berenschot spreekt niet over ontslagen. Dat is er later in de verhalen van gemaakt, en geeft natuurlijk de nodige onrust. Op dit moment is nog helemaal niet duidelijk of er arbeidsplaatsen zullen moeten verdwijnen; dat is op z’n vroegst in december bekend. Overigens wenst de UT haar verantwoordelijkheid als werkgever zeer serieus te nemen en zal zij te allen tijde een beleid voeren dat gericht is op het voorkomen van gedwongen werkloosheid. Er wordt hard gewerkt aan een aanvullend sociaal plan bovenop het reeds bestaande en geaccordeerde sociaal statuut. Het idee is daarbij zo nodig een externe organisatie te betrekken. Er wordt gedacht aan bijvoorbeeld vertrekpremies voor mensen die vrijwillig ontslag nemen. En er wordt overwogen bepaalde regelingen uit te breiden of te verlengen. In het lokale overleg zal zeker gekeken worden of de afvloeiingssystematiek in de CAO kan worden gebruikt of dat er andere afspraken gemaakt moeten worden. Mocht het zo zijn dat afscheid moet worden genomen van medewerkers, dan zullen zij actief ondersteund worden bij het zoeken naar ander werk buiten de UT.


Bij het verder uitwerken van de voorliggende voorstellen zal de uiterste zorgvuldigheid betracht worden. De UR zal uiteraard op de hoogte gehouden worden van de procesvoortgang en bij de finale besluitvorming betrokken worden. De medewerkers zullen niet geconfronteerd worden met voldongen feiten; waar mogelijk zal informatie uitgewisseld worden, op informele en formele wijze.

Roosendaal benadrukt dat hij de discussie met de U-Raad graag intern wil voeren, en niet via de pers. Hij doet op alle UR-leden een beroep om samen met het college hun verantwoordelijkheid te nemen en de UT zo goed mogelijk te ondersteunen.

Van Vught: Het in de afgelopen weken gerezen conflict in de personele sfeer tussen het CvB en decaan De Smit is tot volledige tevredenheid van beide partijen opgelost. Op de vraag van vzUR of hiermee de bestuurlijke crisis, zoals die in de pers werd aangeduid, tot het verleden behoort en de decanen de begrotingen gaan indienen bij het college, antwoordt Van Vught dat hij bij zijn mededeling blijft en dat later op de dag een overleg plaatsvindt tussen CvB, decanen en WD’s.

vzUR: Binnenkort gaat er een voorstel richting college om te komen tot een proef met elektronisch stemmen. De raad vindt dat de UT als ICT-universiteit op dit punt niet achter mag blijven. Het CvB staat daar achter; over eventuele ambtelijke ondersteuning kan buiten de vergadering gesproken worden.


3.Verslag van de overlegvergadering van 22 mei 2001 (UR-01.125)

Pag. 4, r.40: ‘Wat Dinkel betreft: In het beleidsplan van Dinkel staat dat de centralisatie van de bibliotheekvoorzieningen een prioriteit is. Het CvB is niet op voorhand …”.

Met inachtneming van deze toevoeging wordt het verslag vastgesteld.


4.ACO-aanvraag nieuwe opleidingen (UR-01.228/1 en 2, UR-01.237, UR-01.248)

Zoals het stuk UR-01.237 aangeeft ziet de UR dit als een eerste bespreking, en komt instemming in een extra overlegvergadering op 30 oktober a.s. aan de orde.

Schrama meldt dat inmiddels in een overleg met twee vertegenwoordigers van de stuurgroep nog weer meer informatie is uitgewisseld.

Bloem bedankt voor het belangstellingsonderzoek. Hij meldt dat de UR vraagtekens plaatst bij de geraamde instroom van 100 studenten per brede bachelor en dit getal liever zou bijstellen naar 50 à 75. De resultaten van het arbeidsmarktonderzoek zijn bedroevend. De raad blijft bezorgd over het kannibalisatie-effect. Verder is hij benieuwd naar de uitkomsten van de doorstromings/toelatings­garantie.


De Jong zegt blij te zijn met het feit dat er nu een nota “Onderwijs aan de UT” van O&O voorligt; deze wordt in eerste instantie besproken in het centrale MT, daarna in de CCO, waarna hij terugkomt in het centrale MT en vervolgens ter informatie aan de UR zal worden gezonden. De Jong is graag beschikbaar voor discussie over de nota.

De verwachting is overigens dat een instroom van maximaal 100 studenten mogelijk wel gehaald kan worden, waarbij het heel belangrijk is hoe de brede bachelors in de markt gezet kunnen worden.

Hij gaat als volgt in op UR-01.237:

De aanvragen voor de opleidingen geneeskunde en gezondheidswetenschappen zullen in de loop van de week aan de UR gestuurd kunnen worden.

Al sinds dit voorjaar wordt door alle opleidingen geaccepteerd dat de opleidingen gedefinieerd zullen worden in termen van competenties. Daar wordt breed over gediscussieerd.

Het college ziet de brede bachelors als een samenwerkingsverband van verschillende opleidingen. De UR zou toch graag zien dat de brede bachelors voorlopig wel bij een faculteit worden ondergebracht.

Gezondheidswetenschappen zal worden aangevraagd door de faculteit Bestuurskunde. T.a.v. geneeskunde is de facultaire aanvrager nog niet bekend.

University College: Het gaat het CvB met name om de profilering van de brede bachelors. In die zin is het University College meer een concept dan een organisatie. De precieze vormgeving moet nog nader bekeken worden.

Investeringen/baten en lasten: Van Vught stelt dat het CvB ervan uitgaat dat de budgetten worden opgehoogd met kƒ 50,= per student per jaar voor de medische opleiding; een politieke beslissing moet echter nog genomen worden. Een investeringsvraag is dus niet aan de orde, wel een financieringsvraag. Als het zo ver komt, moet de UT daarover in gesprek met het kabinet. De kans bestaat dat de numerus fixus nog verder wordt opgehoogd, en dat de huidige acht opleidingen de aantallen studenten niet aan zullen kunnen. Waarschijnlijk komt er wat meer duidelijkheid bij de behandeling van de begroting van Volksgezondheid.

De UR vindt dat de financiële problemen van de UT niet gebagatelliseerd moeten worden. Er zullen aanloopkosten gemaakt worden en voordat de opleiding echt loopt zal er zeker stevig geïnvesteerd moeten worden. De UR wil dan ook graag, alvorens met de aanvraag in te stemmen, een indicatie van de bandbreedte van de kosten in de aanloopfase. Van Vught vertelt dat het erop lijkt dat de genoemde kƒ 50,= per student per jaar eerst aan het eind van de opleiding wordt verstrekt (anders dus dan bij de andere opleidingen). De investeringen zijn relatief beperkt: wellicht in gebouwen/collegezalen e.d. (de UT heeft nog wel capaciteit over); verder lopen de investeringen mee in de vastgoedplannen. Ook de middelen voor extra laboratoria vallen wel mee. Blijven over de investeringen in menskracht; die zijn aanzienlijk, maar er kan gebruik gemaakt worden van de reeds bestaande opleiding medische technologie. Verder is het de bedoeling afspraken te maken met de universiteit Münster als het gaat om docenten e.d.; ook het MST is bereid mee te werken. De verwachting is dan ook dat het mogelijk moet zijn de investeringsdruk redelijk op te vangen met de kƒ 50,= per student per jaar. Blijft over de financiering van het eerste jaar, en daarover moet met het kabinet gesproken worden.

Afgesproken wordt na de vergadering te bezien hoe deze informatie op schrift kan komen.

Er wordt gewerkt aan een communicatieplan voor het totale traject.

De Jong eindigt met de opmerking dat de UR altijd een beroep op hem kan doen voor nadere informatie. Verder meldt hij dat er een CCO-bijeenkomst is op 16 oktober 2001.


5.Regeling afstudeersteun

P.Mulder legt nog eens de nadruk op de punten die zijn meegegeven bij de besluiten van de UR.


5a. OV-vergoeding (UR-01.234/1 en 2, UR-01.246)

De UR stemt in met het besluit van het CvB zoals vermeld in UR-01.234/2.


5b. Stroomlijning procedures (UR-01.223 en UR-01.243)

De UR stemt in met het concept-besluit zoals vermeld in UR-01.223.


5c. “Schriftelijke mededeling” (UR-01.197, UR-01.242)

Op de punten genoemd in UR-01.242 reageert De Jong als volgt:

De koepels zullen in de ontwikkelfase betrokken worden.

Het gaat het CvB erom een einde te maken aan het “open-eind-systeem”.

De nieuwe regeling zal aan de UR worden voorgelegd.


5d. Initiatiefvoorstel afschaffen tijdschrijfsysteem (UR-01.247)

Het CvB gaat akkoord met het UR-voorstel, waarbij de datum “1 juli 2001”wordt gewijzigd in “1 oktober 2001”.


6.Overeenkomst CvB met (Stichting) Student Union (UR-01.224/ 1 t/m 6, UR-01.244)

De Jong: De omschrijving van de gebouwen is zodanig gekozen dat het niet nodig is bij iedere stap die wordt gezet de overeenkomst te herzien. Met de Student Union zijn concrete afspraken gemaakt over de financiering. Over de bezuinigingen wordt de komende maanden het debat gevoerd, en de langetermijn-gevolgen zullen ook wat dit betreft in december duidelijk zijn.


De UR stemt in met het concept-besluit zoals vermeld in UR-01.224/1.


vzUR feliciteert de Student Union met haar tweejarig bestaan en wacht graag een uitnodiging af om eens wat nader van gedachten te wisselen.


7.Regeling garantiebeurzen 1ste jaars studenten: continuering (UR-01.222, UR-01.245)

De UR stemt in overeenkomstig het besluit zoals vermeld in UR-01.245.


8.Vastgoed / Uitwerking Masterplan, fase 2b (UR-01.219, UR-01.239)

N.a.v. UR-01.239 en een aanvullende toelichting van Weber voert Van Vught aan dat het college erg hecht aan het tijdens deze vergadering verkrijgen van instemming van de UR m.b.t. fase 2b, en wel omdat uitstel een negatief effect zal hebben op de voortgang van fase 2a. Het besluit t.a.v. de Bastille kan absoluut niet heroverwogen worden, gezien het convenant met de gemeente Enschede om een aantal problemen in de milieu- en veiligheidssfeer vóór 2008 op te lossen. En dús moeten in de Boerderij de nieuwe restauratieve voorzieningen komen. Verder wordt nagestreefd de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten zoveel mogelijk te concentreren in het zgn. O&O-complex, waarvoor het TWRC-gebouw goede mogelijkheden biedt; echter, als CIV daar niet uit kan vertrekken, kan het gebouw niet worden aangepast. Bovendien kost elk uitstel geld.

Dat er sprake zal zijn van overlast valt niet te ontkennen. Het college meent dat die overlast voor T&M nog wel acceptadel zal zijn; voor TW zal dat meer tellen, met de decaan is echter afgesproken dat het mogelijk moet zijn.

De grote investeringen doen zich voor in fase 3 en betreffen nieuwbouw, waar ook de huidige bewoners van het CT-gebouw in gehuisvest moeten worden. Dat zal het moment zijn waarop de UT de kapitaalmarkt moet opgaan. Alle andere investeringen tot op dat moment zijn mogelijk op basis van de huidige reserves.

Ook het college zou willen dat het totale investeringsbedrag lager zou kunnen zijn. Maar realisme is geboden. Overigens hoopt het college wel dat fase 6 van het VGP nooit zal hoeven te worden uitgevoerd, omdat er waarschijnlijk voldoende ruimte zal zijn voor de toekomstige instroom van studenten.


vzUR meent dat volgens de faculteitsraad de decaan van TW inmiddels de mening is toegedaan dat een pas op de plaats gemaakt zou moeten worden. Van Vught is daar niet van op de hoogte. Als dat zo zou zijn, wil hij de voorzitter van de faculteitsraad met klem verzoeken niet het faculteitsbelang boven het UT-belang te stellen.


Weber wijst erop dat er naast dit alles ook nog sprake is van een niet sluitende begroting en van grote bezuinigingen. Barbas stelt dat het college de zorg van de UR deelt, maar dat fase 2b nodig is ter afronding van het eerste traject en ter voorbereiding van het volgende.

Wittkampf informeert waarom de Boerderij niet zo lang in portacabins kan worden gehuisvest, en wijst op de aanwezige overcapaciteit waardoor de onderwijskundige voorzieningen vooralsnog voldoende lijken te zijn. Van Vught antwoordt dat het juist de bedoeling is het aantal portacabins te laten afnemen, en verder zegt hij dat de verwachting is dat per september 2002 en 2003 al behoorlijk wat extra studenten zullen instromen.


De UR zal zich na afloop van de vergadering beraden in hoeverre de instemmingsvraag positief beantwoord kan worden.


9.Hartslag

Het CvB heeft grote verwachtingen t.a.v. de voortgang die deze avond in het gesprek met decanen en WD’s geboekt kan worden.


10.Begrotingsrichtlijnen en Begrotingsbod 2002 (UR-01.107, UR-01-124, UR-01.153, FEZ/334.850/CV, UR-01.238, UR-01.249)

Barbas vertelt dat er momenteel een ronde wordt gemaakt langs alle faculteiten om de pijnpunten te inventariseren. Het is de bedoeling het eindresultaat in het MT te bespreken en te bezien hoe verder te gaan. De faculteiten gaan er in het begrotingsbod 1% op achteruit en de diensten 1,4% op vooruit. Dat verschil zal worden weggehaald, waarna de diensten 2,4% (1,5 à 2,= Mƒ) moeten bezuinigen (dit wordt bedoeld met “quick-wins”). Het zullen over het algemeen geen majeure operaties zijn, omdat die aan de orde komen in het kader van het hele Berenschot-project. De grote items zullen ook specifiek worden toegelicht in de ontwerpbegroting.

Wat de Van Rijn-gelden betreft: Het ministerie is nog in discussie in welke mate er een bestemmingsverplichting moet komen. Zeker is in ieder geval dat de gelden in 2002 verdeeld gaan worden. vzUR merkt op dat ook de HRM-plannen, met de nadruk op loopbaanontwikkeling en persoonlijke ontwikkelingsplannen, de nodige inhoudelijke aandacht moeten krijgen.


Op enkele aanvullende vragen (gesteld per mail) antwoordt Barbas als volgt:

Opnamen bekostiging van MC-diploma’s in het verdeelmodel: Dat zit automatisch in de regeling als die zal worden toegepast. De bekostiging loopt echter altijd twee jaar achter bij de feitelijke situatie (Den Haag betaalt op basis van prestaties van twee jaar geleden). Voor die opleidingen die hun opleidings- en examenregeling hebben aangepast tellen de internationale studenten al mee.

Het centrale stimuleringsbudget maakt nog steeds 10% uit van het totale budget. Andere bedragen die genoemd worden komen niet uit de CS, maar uit de eenmalige maatregel van Mƒ 60,=. Volgens vzUR zouden de CS-plannen, als aan die 10% wordt vastgehouden, bij het uitputten van de reserves naar rato minder moeten worden. Barbas erkent dat geld maar één keer uitgegeven kan worden.

Bekostiging Digitale Universiteit: Alle suggesties om daarop verder te bezuinigen zijn welkom, aldus Barbas. Per jaar wordt Mƒ 3,5 aan de DU betaald en qua besparing is er een stuk van het Dinkel-budget en van het CIV-budget afgehaald en een stukje is betaald uit de CS voor onderwijs. Per jaar blijft er Mƒ 2,5 over. Het is belangrijk een prikkel te hebben voor faculteiten om mee te werken.


Wallinga-de Jonge informeert naar de stand van zaken rond de instelling van het speerpuntinstituut for Governance Studies. De UR zal volgens de BBR bij de besluitvorming moeten worden betrokken. Roosendaal kan hier nu niets over zeggen.

Naar aanleiding van een opmerking van Wallinga-de Jonge antwoordt Barbas dat geïnventariseerd wordt waar precies in de begroting gelden worden uitgegeven aan internationalisering. De bedoeling is met een totaaloverzicht te komen en de middelen op één plek goed zichtbaar te maken zodat er één beleid gevoerd kan gaan worden.


Het advies zoals geformuleerd in het voorlopige standpunt wordt overgenomen.


11.Berenschot (UR-01.221)

Roosendaal merkt op dat de medezeggenschapsprocedure in de maak is en zo spoedig mogelijk in het reguliere overleg met de UR besproken zal worden.


vzUR vraagt de kiesverenigingen hun standpunt te geven:


DD: De medezeggenschap heeft bij de begroting 2000 vraagtekens gezet bij de bezuinigingsplannen van de diensten. Nu ook Berenschot een opmerking over die bezuinigingsoperatie maakt en erop wijst dat er geen afname in fte’s is, lijkt er alle reden te zijn om daar nog eens kritisch naar te kijken (vzUR zal zorgen dat de destijds gemaakte opmerkingen aan het CvB worden toegezonden). En verder geeft Berenschot aan hoe de verhouding wp/obp eruit zou moeten zien. Daar had men echter geen benchmarkonderzoek voor hoeven te doen; de VSNU houdt exact de kengetallen van alle universiteiten bij en daaruit blijkt op geen enkele manier dat de UT boven de norm zit.

Ureka: Er lopen op het moment drie bezuinigingsoperaties: Mƒ 30,=, rapport Berenschot, en Mƒ 20,= op het bod 2002. Overlappen ze elkaar niet en rekenen we ons niet rijk?

Cabaal vindt het Berenschot-rapport dubieus. Waar het echter om gaat is de wijze waarop de aangekondigde bezuinigingen worden doorgevoerd. Er zijn veel negatieve en verontruste reacties uit de faculteiten. Het college wordt opgeroepen af te zien van gedwongen ontslagen.

KPS:

-Berenschot schiet in haar rapportage tekort.

-Dat er een benchmarkonderzoek gedaan zou worden stond niet in de opdracht; had de UR daar niet van op de hoogte moeten worden gesteld?

-Het hoeft niet zoveel te kosten om uit te rekenen dat 350 mensen minder een bepaald bedrag aan bezuinigingen oplevert.

-De term “gedwongen ontslagen” is inderdaad niet door Berenschot gebruikt, maar door het CvB in de discussie gebracht (UT-Nieuws). Dat heeft veel onrust veroorzaakt.

-Implementatie van hetgeen Berenschot adviseert is onmogelijk. KPS vindt dan ook dat de opdracht aan de stuurgroep moet worden ingetrokken, en is ook van mening dat de bezuiniging van Mƒ 30,= niet een bij voorbaat vaststaand feit moet zijn. Er moet inzicht komen in hoe het zo ver heeft kunnen komen; daarbij moet zeker ook geluisterd worden naar de werkvloer, want dat zijn toch de mensen waar het om gaat. Ook moet kritisch worden gekeken naar de mogelijkheden van efficiencywinst (bijv. bij het onderwijs). Heilige huisjes hoeven niet altijd te worden gespaard. Berenschot heeft te weinig aandacht voor de inverdienmogelijkheden.

-Privatisering zal waarschijnlijk niet goedkoper zijn omdat tegen dezelfde kosten moet worden ingekocht.

-Maar we moeten niet de kop in het zand steken. Er ontstaat onrust, ook onder UR-leden. Tijdens een vakbondsvergadering zijn dingen gezegd door individuele personeelsleden, en niet specifiek door D.Meijer, zoals Van Vught eerder suggereerde.


Roosendaal antwoordt:

Het Berenschot-rapport gaat vooral over een proces dat heeft plaatsgevonden. En het is geen wetenschappelijk rapport, maar geeft een bepaalde richting aan.

Natuurlijk kent het college ook de getallen van de VSNU t.a.v. de verhouding wp/obp. Tijdens het proces ontstond echter de behoefte aan een benchmarkonderzoek omdat dan ook andere kennisinstellingen dan alleen universiteiten meegenomen zouden kunnen worden.

Tijdens de slotconferentie is gezegd: “Als de getallen kloppen, zou verbetering van de organisatie Mƒ 30,= à 35,= kunnen opleveren, dus is dat de moeite van het proberen waard.” In ieder geval moet het voldoende opbrengen om de noodzakelijke investeringen te kunnen doen, en daarom is Mƒ 30,= als doel gesteld.

Alle secundaire processen zijn er om de primaire processen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Daarom moet er geen kunstmatige scheiding aangebracht worden en is Berenschot gevraagd te onderzoeken wat de gewenste verhouding is tussen de primaire processen en hoe de secundaire processen daarop afgestemd kunnen worden. Dat is ook waar de stuurgroep zich mee bezig zal houden – zij zal ervoor moeten zorgen dat de discussie gevoed wordt met feiten en gegevens. Uiteraard wordt ook naar de organisatie en efficiëncy van het onderwijs gekeken, en naar mogelijkheden om de 2e en 3e geldstroom te verbeteren; de inverdiencapaciteiten zijn een belangrijk onderdeel van de discussie. Een probleem echter is dat verruiming van inkomsten over het algemeen een langere termijn heeft dan het realiseren van bezuinigingen dan wel besparingen.

De Mƒ 30,= operatie is in 1999 ingezet voor de diensten; de faculteiten hebben uitstel gekregen om zich voor te bereiden op de invoering. Volgens Roosendaal ligt de UT binnen de randvoorwaarden redelijk op koers.

Wat betreft de Mƒ 20,=: Uit de bekostigingsmodellen komt een bod dat problemen geeft; geprobeerd wordt dit voor dit jaar op te lossen, in de hoop dat het uiteindelijk structureel beter kan worden opgelost. Uiteraard wordt geprobeerd te streven naar samenhang in de diverse operaties.

Gedwongen ontslagen: Roosendaal verwijst naar hetgeen hij aan het begin van de vergadering heeft gezegd.


Afgesproken wordt in klein comité verder over een en ander door te discussiëren, en dan ook de medezeggenschapsprocedure nader aan de orde te stellen.


12.Reorganisatiecode (UR-01.229, UR-01.241)

Roosendaal stelt dat een reorganisatie altijd onder de verantwoordelijkheid van de bestuurder dan wel de beheerder moet plaatsvinden, omdat die erop aangesproken kan worden. Die verantwoordelijkheid neemt hij na overleg met de medezeggenschap als controle-orgaan. Verantwoordelijkheden moeten niet vermengd worden. De UR vindt dat er altijd een moment moet zijn waarop partijen het eens worden over de te volgen weg; het kan toch niet zo zijn dat een beheerder bepaalt dat een verandering geen reorganisatie is, en dat daarmee de medezeggenschap is uitgepraat. Roosendaal voert aan dat het ook niet zo kan zijn dat degene die een eis op tafel legt (bijv. de medezeggenschap die het er niet mee eens is), altijd gelijk heeft.

Roosendaal blijft bij zijn mening en bij het voorgelegde voorstel.


De UR zal zich intern nader beraden alvorens te antwoorden op de instemmingsvraag.


13.Keuzemodel arbeidsvoorwaarden

De aangekondigde informatie is nog niet ontvangen. vzUR informeert of het CvB al inzicht heeft in de omvang van de kosten. Roosendaal antwoordt dat in het OPUT een overeenkomst is gesloten over het keuzemodel. Een belangrijke angel is eruit gehaald, nl. de mogelijkheid om vrije dagen te verkopen. De verwachting is dat een en ander nu budgetneutraal zal kunnen gebeuren.

vzUR constateert dat er een doorschuiving naar de eenheden heeft plaatsgevonden.


14.Verdeling aandachtsgebieden (UR-01.232)

De toegezonden notitie wordt voor kennisgeving aangenomen.


15.Aandachtspunten n.a.v. afhandeling vragen (UR-01.207)

15a. Instituutsplannen CTIT en BMTI

Roosendaal: Het CvB heeft inderdaad geen formele relatie met de FR-en en dus vindt het college dat de huidige praktijk moet worden gehandhaafd, nl. dat de verschillende instituten via de FR-en rapporteren. Het staat een ieder vrij om overleg te plegen met de FR-en. Ook dit wijst er weer op dat de organisatie zodanig moet worden ingericht dat ook gesproken kan worden over de verantwoordelijkheden langs de verschillende lijnen.

Schrama legt uit dat de instituutsplannen worden vastgesteld bij besluit van het CvB en dat de medezeggenschap bij de UR ligt; het CvB kan dus alleen een voorgenomen besluit nemen en behoeft instemming van de UR (vaststelling van een nieuw instituutsplan betreft immers telkens een wijziging van de BBR en dat is een instemmingaangelegenheid). Verder stelt hij dat WB schriftelijk heeft toegezegd de medezeggenschap in de instituten te zullen regelen; zo lang dat niet is geregeld moet een en ander voorgelegd worden aan de UR.


Afgesproken wordt hier in klein comité verder over te spreken.


15b. Centralisatie van de bibliotheekvoorziening

Roosendaal stelt dat er geen bibliotheek gesloten wordt zonder overleg met de FR. Op de opmerking dat dat niet gebeurd is met de FR van T&M antwoordt Roosendaal dat het daar besproken is met het managementteam – en daar houdt de verantwoordelijkheid van Dinkel op.


Afgesproken wordt ook dit in klein comité nader te bespreken.


Op een vraag van P.Mulder antwoordt Roosendaal dat de educafés nog in ontwikkeling zijn. In het conceptbeleidsplan van Dinkel is daarover veel informatie te vinden. Het idee wordt verder ontwikkeld in samenspraak met de faculteiten onderwijs etc. Op de individuele werkplekken zullen zowel voor studenten als medewerkers zoveel mogelijk informatie digitaal ter beschikking gesteld worden; dit moet nog in detail uitgewerkt worden.

Waarschijnlijk zal in de volgende overlegvergadering een notitie van Dinkel over een en ander aan de orde gesteld kunnen worden.


15c. Onderwijsjaarcirkel

De CCO heeft hieraan in zijn laatste vergadering aandacht besteed. In principe is er de neiging over te gaan van het trimester- naar het semester-systeem. Een werkgroep gaat zich buigen over de implicaties en mogelijkheden en hoopt in december 2001 te kunnen rapporteren.


15d. Privacybeleid

Roosendaal: De wet is op 1 september 2001 in werking getreden. Op zijn verzoek vaardigt de UR Schrama af om zitting te nemen in de werkgroep die gaat inventariseren wat er moet gebeuren.


15e. Personeelsbeleid, personeelsinformatie

Roosendaal merkt op dat iedere betrokkene een brief krijgt, mits hij/zij een tijdelijk dienstverband heeft langer dan zes maanden. Als het korter dan zes maanden is, ontvangt hij/zij die informatie al tegelijk met het aangaan van het dienstverband.


15f. Buitenlandse studenten

Het huisvestingsprobleem is nog vergroot door de vuurwerkramp en heeft dus niet alleen meer betrekking op buitenlandse studenten. Er moet een betere afstemming komen. Er is overleg geweest tussen UT, ITC en Saxion; in principe is afgesproken dat in de komende periode gewerkt zal worden met het totaal aan beschikbare studentenhuisvesting, waarbij de toedeling gezamenlijk georganiseerd zal worden. Naar verwachting zal een aanzienlijk deel van de bestaande tekorten worden opgeheven.


16.Rondvraag

Houweling: Hoe is de aanstaande sluiting van de fietsenwerkplaats te rijmen met het vervoersbeleid? Roosendaal antwoordt dat sluiting zal plaatsvinden omdat het hier niet om een kerncompetentie gaat en de activiteiten niet verweven zijn met het primaire proces. Bovendien zijn de kosten erg hoog. Hierover is ook met het OPUT gesproken en het besluit is inmiddels genomen.


Bloem: Refereert aan de terroristische aanslagen in de VS en informeert in hoeverre de campus is beveiligd. Roosendaal: De normale veiligheidsmaatregelen gelden; deze hebben permanente aandacht.


Schrama: Informeert of de stuurgroep (in het kader van Hartslag) nog van samenstelling is veranderd. Roosendaal antwoordt ontkennend. Hij verwacht dat de stuurgroep binnenkort zeer actief aan de slag zal gaan.


17.Sluiting


Om 18.15 uur sluit vzUR de vergadering.