van 2001 10 02 extra vergadering

Aanwezig:

U-Raad:

Barsema, Berkers, Bloem, Van der Heijden, Houweling, Hovenkamp, Kluitenberg, Meijer (vz), M.Mulder, P.Mulder, Prevaas, Schrama, Wallinga-de Jonge, Weber, Weijnen, Wittkampf

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig:

Jacobs, Thomasson


Meijer opent om 13.40 uur de vergadering, die is bijeengeroepen op verzoek van UReka en een lid van Cabaal. Onderwerp is het interne functioneren van de Universiteitsraad.


Prevaas heeft zijn woorden op papier gezet en leest ze voor. De grote lijn:

De stormachtige fase waarin de UT zich op bestuurlijk niveau bevindt vraagt om een UR die namens alle studenten en medewerkers een constructieve bijdrage levert aan de ideevorming over de in deze situatie te ondernemen stappen, en als één geheel naar buiten treedt.

De in de vorige interne vergadering aangenomen motie heeft de raad in twee groepen verdeeld, een groep studenten en een groep medewerkers, ieder met duidelijk verschillende opvattingen over de wijze van functioneren van de raad.

UReka wil zich niet van zo’n juridische constructie bedienen, maar een open en eerlijk debat aangaan.

De voorzitter had in de vorige vergadering moeten ingrijpen en het belang van de raad boven dat van zijn partij moeten plaatsen, om te proberen tot overeenstemming te komen. Hij heeft naar de overtuiging van UReka bewust verzuimd een brug te bouwen tussen studenten en medewerkers en daarmee boven alle partijen te staan.

Daarnaast heeft de voorzitter dubieuze uitspraken gedaan in de media. Uitspraken die slechts door een deel van de raad onderschreven worden en de UT als instelling in een negatief daglicht stellen. De uitspraken zijn weliswaar gedaan als voorzitter van de AbvaKabo, maar niet als zodanig geïnterpreteerd door de journalist.

De voorzitter bekleedt veel deels overlappende en onverenigbare functies. Een voorzitter van de UR behoort echter objectief en betrekkelijk onafhankelijk te zijn.

Op grond van het vorenstaande zeggen zeven van de achttien raadsleden hierbij het vertrouwen in de huidige voorzitter van de UR op.

UReka stelt voor de bestaande situatie te laten doorlichten door een extern organisatiedeskundige, en daarbij ook de wenselijke eigenschappen van een voorzitter van de UR te laten definiëren.

Tot het moment dat de deskundige met een oordeel komt, dient er een tijdelijk voorzitter te zijn. Echter niet uit de geledingen van KPS of UReka.

De UT behoeft en verdient een stabiele en goed functionerende Universiteitsraad.


Hieronder volgt een korte weergave van de reacties op bovenstaande:


Schrama namens KPS:

De motie werd ingediend door de helft van de raad, dus moest de voorzitter haar in stemming brengen; hij heeft niets gestuurd.

Het gaat inderdaad niet goed met de UR.

KPS steunt het inroepen van bemiddeling, bijv. van dhr. Lamberti.

Het opzeggen van het vertrouwen in de voorzitter door UReka wordt opgevat als het opzeggen van het vertrouwen in alle individuele leden van de KPS-fractie, en voor het overige voor kennisgeving aangenomen.

Voorstel: Status quo tot het resultaat van de bemiddeling bekend is, dus niet tijdelijk een andere voorzitter; dat is niet haalbaar gezien de tijd, inspanning en deskundigheid die daarvoor nodig zijn.


Weber namens DD:

DD kan zich niet voorstellen dat de situatie zo ernstig is dat er de noodzaak is tot het opzeggen van het vertrouwen in de voorzitter door een complete fractie. UReka maakt nog maar heel kort deel uit van de U-Raad en heeft nauwelijks de tijd gehad om zich een beeld te vormen. Het voorstel van UReka gaat te ver en wordt niet gesteund door DD.

Het ging in de interne vergadering om een motie van de meerderheid, en daar heeft de raad zich nu eenmaal bij neer te leggen.

Misschien zou een externe voorzitter wel goed zijn. DD is echter van mening dat Mejier onafhankelijk functioneert.

Dat er negatieve berichtgeving in de media is gekomen, betreurt DD. Het is echter een normale gang van zaken voor een journalist om naar de medezeggenschap, en dus de voorzitter, te gaan; indien die niet reageert komt er ook een verkeerd beeld in de pers.


P.Mulder:

De uitspraken in Tubantia zijn de verantwoordelijkheid van de voorzitter en zijn niet in het belang van de UT. Of dat moet resulteren in het opzeggen van het vertrouwen in hem, is een tweede.

Voor de komende periode moet naar een alternatieve oplossing gezocht worden m.b.t. het voorzitterschap.


Barsema namens UTemp:

Het is jammer dat er nu twee groepen zijn, studenten en medewerkers. Eigenlijk wordt de UR nu lamgelegd, ook als gekozen zou worden voor een status quo. Het is een uitermate slecht moment voor de raad om zichzelf buiten spel te zetten.

Hij vindt ook dat het nu geen goed moment is om besluiten te nemen over een al of niet extern voorzitterschap.

Verder vraagt hij zich af of UReka – gezien de houding van de fractie tijdens presidium­vergaderingen – zich wellicht eens zou moeten beraden over haar positie in het presidium.


Bloem:

Een voorzitter wordt nu eenmaal soms benaderd door de pers; hij moet dan de ruimte krijgen om de journalist te woord te staan.

De UR laat zich helaas door het CvB uit elkaar spelen.

Hij doet een dringend beroep op UReka om hiermee te stoppen.

Laten we bij het aantreden van een nieuwe raad uitzien naar een andere voorzitter.


Van der Heijden:

Het proces en de inhoud moeten los van elkaar gezien worden. Het is duidelijk dat Meijer als persoon geïnterviewd is. Er staan geen onwaarheden in de tekst. Eindelijk komt er nu vanuit de UR “een schreeuw om aandacht”. Er is nooit echt naar de mening van de UR geluisterd – het gaat toch om de inhoud en niet om de keuze van het medium?


UReka kan geen genoegen nemen met handhaving van de status quo en ziet slechts een oplossing in het aanstellen van een interim-voorzitter, al dan niet uit eigen gelederen, onder begeleiding van een externe adviseur.


Meijer verzoekt om een concreet voorstel hoe de overlegvergadering wordt ingegaan en hoe het in de komende tijd verder moet. Hij is altijd beschikbaar voor discussie, maar gaat nu niet in deze vergadering op alles in. Het enige dat hij nu kwijt wil is dat het niet aangaat om bij het college na te vragen wat redenen zouden kunnen zijn om iemand als voorzitter te wippen; en dat hij meerdere “petten” heeft is al lang bekend.


UReka stelt voor een van de andere UR-leden aan te wijzen om op te treden als voorzitter tijdens de komende overlegvergadering.


Ook de voorzitter heeft geconstateerd dat het niet goed gaat tussen de verschillende geledingen binnen de UR en heeft in een eerder stadium dan ook voorgesteld daar een interne discussie aan te wijden en er eventueel een derde bij te halen als procescoördinator. De neuzen moeten weer dezelfde kant op. Dat is altijd zijn bedoeling geweest. Door de druk en de ernst van de situatie die personeelsleden ervaren zijn de geledingen wat uit elkaar gegroeid, maar er moet weer één lijn komen. Dat wordt bemoeilijkt door de vertrouwenskwestie te stellen.

Een en ander neemt niet weg dat hij met volle kracht zijn werk als raadslid zal blijven doen. Hij zal ook altijd de samenwerking met studenten blijven zoeken en proberen tot gezamenlijke standpunten te komen, ongeacht de personen met wie hij omgaat.


Schrama ondersteunt dit van harte en stelt voor zo spoedig mogelijk om de tafel te gaan zitten, met dhr. Lamberti als een soort bemiddelaar. Hij roept de UR op zich in de komende overlegvergadering niet belachelijk te maken en de vergadering gewoon te laten voorzitten door Meijer.


De voorzitter vraagt UReka het opzeggen van het vertrouwen uit te stellen, afhankelijk van de te voeren interne discussie die vóór de volgende overlegvergadering gevoerd moet zijn.


Na een korte schorsing meldt Prevaas dat UReka bij haar standpunt blijft en dus het vertrouwen in de voorzitter opzegt. En opnieuw de andere fracties de vraag voorlegt om tijdelijk een voorzitter te leveren, ook voor de komende overlegvergadering.


Weber stelt dat er al een voorzitter is. Als een partij het daar niet mee eens is, moet die maar weggaan. Hij vindt het belachelijk wat er nu gebeurt; het gaat immers maar om een kleine groep die het vertrouwen opzegt.


Van der Heijden doet een beroep op de UR-leden om niet de vuile was buiten te hangen, maar eerst een interne discussie te voeren.


P.Mulder voert nog aan dat Meijer de vergadering heeft voorbereid als voorzitter. Hij stelt voor de overlegvergadering van vanmiddag te laten voorzitten door Meijer en na de vergadering op zo kort mogelijke termijn de discussie op te pakken en naar een oplossing te zoeken.

UReka stemt met dit voorstel in.


Sluiting om 14.25 uur.


Vervolg extra interne vergadering U-Raad dinsdag 2 oktober 2001

(18.15 – 18.45 uur)



Reorganisatiecode

Besluit: Geen instemming, tenzij de formulering zodanig wordt dat de beheerder/bestuurder besluit tot het al dan niet toepassen van een reorganisatieprocedure na advies hierover gevraagd te hebben aan het betrokken medezeggenschapsorgaan.


Vastgoedplan fase 2b

Ureka: De argumentatie van het CvB is zwak, maar ze heeft ook wel steekhoudende antwoorden op de bezwaren van de UR.

DD: Het meest zwaarwegende punt was de financiering, en daarover is gezegd dat het helemaal betaald kan worden uit de reserves. Volgens de voorzitter is dat niet juist en is in de commissie financiën en vastgoed gezegd dat aan het eind van het jaar Mƒ 10,= geleend zal moeten worden.

DD stelt voor de besluitvorming op te schorten in afwachting van het weer op gang komen van het overleg tussen CvB en decanen.

KPS: Aanhouden totdat de stuurgroep met haar rapportage komt en duidelijk is of er een oplossing is voor de financiële problemen.

Cabaal is verdeeld (2 vóór, 1 tegen) en verzoekt om een stemming.

De voorzitter stelt dat tevens de meningen van de decentrale raden een rol moeten spelen in de besluitvorming.


Besluit: De besluitvorming wordt uitgesteld tot er meer helderheid is over de bestuurlijke situatie, doch met maximaal een maand. Verder zal om overleg gevraagd worden met de decanen over het vastgoed.


Interne besluitvorming rond voorzitterskwestie

Besluit: Op 23 oktober a.s. wordt de discussie voortgezet, met ondersteuning van dhr. Lamberti.