mededeling van de personeelsgeleding UR 11-09-2002

De behandeling van het reorganisatieplan door (de personeelsgeleding van) de Universiteitsraad dreigt een soap te worden. Het College van Bestuur zoekt herhaaldelijk de publiciteit, laatstelijk via  de openbrief van 5 september aan ons presidium. Het is van belang om ook onze visie op de zaak te geven. Op dit moment zijn de volgende zaken van belang voor de medewerkers en studenten van de Universiteit Twente:

Er kan op dit moment geen sprake zijn van een geschil, aangezien de Universiteitsraad de beantwoording van de instemmingsvraag heeft aangehouden. Uit de brief van 5 september blijkt dat het College van Bestuur dit onderkent.

Op de avond van 27 augustus, de dag waarop het overleg plaats vond en de Universiteitsraad haar besluit heeft genomen, is het gesprek tussen College van Bestuur en Universiteitsraad al weer hervat. Tegelijkertijd heeft het College van Bestuur een e-mail geschreven en verstuurd aan alle medewerkers, waarin - voorbarig - werd gemeld dat er een geschil is.

In een bijeenkomst van het College van Bestuur en de FR-en en DR-en op 5 september, hebben de decentrale raden zich zonder voorbehoud achter het standpunt van de Universiteitsraad geschaard. De decentrale raden zijn van mening dat de Universiteitsraad op 27 augustus geen andere keuze had dan de instemmingsvraag aan te houden.

Het dreigement om een geschil aanhangig te maken is nog niet van tafel. Het is de intentie van de Universiteitsraad om zo spoedig mogelijk tot overeenstemming te komen. Mochten we er onverhoopt niet tijdig uitkomen, dan zou het alsnog aangaan van een geschil een bestuurlijke blunder van de eerste orde zijn, omdat in dat geval het reorganisatieproces geheel stil komt te liggen totdat er een uitspraak is van de geschillencommissie en dat kost vele maanden. Kortom, er staat het College van Bestuur geen andere weg open dan er in goed overleg samen met de Universiteitsraad uit te komen.

Wij betreuren het dat de onenigheid tussen raad en College van Bestuur over de hoofden van de medewerkers en studenten moet worden uitgevochten. Voor de goede orde een beknopte chronologie:

Het concept-reorganisatieplan is niet, als gepland, voor 1 juni maar pas op 25 juni verschenen. De Universiteitsraad was desondanks bereid om op 2 juli al overleg te voeren, maar heeft direct duidelijk gemaakt dat een formeel advies niet kon worden uitgebracht op een dergelijk korte termijn.

In het overleg van 2 juli heeft de Universiteitsraad toegezegd bij de eerstvolgende gelegenheid (27 augustus) advies uit te brengen en gelijk de instemmingsvraag in behandeling te nemen. De achterliggende gedachte was dat als wij positief zouden adviseren er geen reden zou zijn om de instemmingsvraag op een later moment af te handelen; iets waar reglementair wel in is voorzien. Anderzijds is het ook logisch dat wij in geval van een negatief advies niet direct 'nee' zouden zeggen op de instemmingsvraag, maar dat we de zaak zouden aanhouden en de onderhandelingen voortzetten. In de brief van 5 september stelt het College van Bestuur dat de Universiteitsraad zich op 2 juli had gecommitteerd aan het beantwoorden van de instemmingsvraag, maar dat blijkt niet uit de notulen van die vergadering, die ook door het College van Bestuur zijn goedgekeurd.

Bij de eerste bespreking op 2 juli heeft de Universiteitsraad aangegeven dat het concept-reorganisatieplan op vele punten onvolledig en onduidelijk is. Veel zaken die in het reorganisatieplan thuis horen zijn in feite doorgeschoven naar de concept-implementatieplannen die de kwartiermakers voor 1 september moeten opstellen. Het College van Bestuur heeft hier desalniettemin geen aanleiding in gezien om het concept-reorganisatieplan bij te stellen.

Op 20 augustus bleek tijdens een bijeenkomst van de Universiteitsraad met de decentrale raden dat er gedurende de zomervakantie weinig voortgang is geboekt en dat veel raden niet of onvolledig waren geïnformeerd over de betekenis van het reorganisatieplan voor hun onderdeel (de positieve uitzonderingen niet te na gesproken!). Met dit uitgangspunt had de Universiteitsraad een haast onmogelijke taak om binnen een week tot een gefundeerd oordeel te komen over het concept-reorganisatieplan. Desalniettemin heeft een delegatie van de Universiteitsraad meerdere malen informeel overleg gevoerd met het College van Bestuur, waarin veel vooruitgang is geboekt maar niet alle problemen zijn opgelost.

In het overleg van 27 augustus heeft het College van Bestuur een lange verklaring voorgelezen die erop was gericht de Universiteitsraad over te halen om diezelfde dag in te stemmen. Het College van Bestuur zag geen mogelijkheid om ons deze verklaring voorafgaand aan het overleg toe te sturen, zodat wij een reactie konden voorbereiden. Ook heeft het College van Bestuur niet aangeboden om ons even te bezinnen op de voorgelezen verklaring; er werd aangedrongen op een besluit direct in aansluiting op het overleg. Het gevolg is geweest dat wij een advies hebben uitgebracht dat in grote lijnen overeenkwam met de uitgangspunten die wij hadden opgesteld voor het informele overleg en die ook bekend waren bij het College van Bestuur.

Op de avond van 27 augustus heeft het College van Bestuur in onze ogen overhaast gehandeld. Er zijn duidelijke regels en afspraken over de wijze waarop de Universiteitsraad haar besluiten aan het College van Bestuur overbrengt. Dat gaat in principe schriftelijk en als er toelichting nodig is wordt die gegeven door de voorzitter van de Universiteitsraad. In dit geval is het College van Bestuur afgegaan op een mondelinge mededeling van een UR-lid, niet zijnde de voorzitter, tijdens een borrel, waarbij het nuance verschil tussen 'niet instemmen' en 'nog niet instemmen' verloren is gegaan. Zo heeft het kunnen gebeuren dat het College van Bestuur diezelfde avond nog alle medewerkers per email heeft gemeld dat het een geschil heeft met de Universiteitsraad omdat deze niet zou hebben ingestemd met het reorganisatieplan. Wij menen dat in een kwestie als deze het College van Bestuur niet had moeten reageren voordat het schriftelijk was geïnformeerd over het besluit van de Universiteitsraad.

Het zal duidelijk zijn dat wij deze gang van zaken zeer betreuren. De inzet van de Universiteitsraad is om onnodige vertraging te vermijden. Dit mag echter niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid: Geeft het reorganisatieplan een reëel uitzicht op financiële gezondmaking van de Universiteit Twente? Geeft het een volledig beeld van de organisatorische veranderingen? Wordt decentrale medezeggenschap serieus bij het proces betrokken? Het moet in één keer goed, dat is onze inzet

Personeelsgeleding UR