nieuwsbrief UR 2008-04-02

Nieuwsbrief Universiteitsraad 2 april 2008


URaad kritisch over de conceptnota personeelsbeleid.

De URaad heeft op hoofdlijnen de volgende kritiekpunten:

Het beleid ontbeert een aantal duidelijke uitgangspunten

Het beleid beperkt zich te zeer tot het aantrekken van jong wetenschappelijk talent via een Tenure Track, inhoudende dat onder strenge voorwaarden het tijdelijk dienstverband na 6 jaar uitmondt in een UHD-aanstelling. Het personeelsbeleid moet gericht zijn op (gevarieerde) ontwikkeling van al het personeel, niet alleen op absolute toppers.

Goede arbeidsvoorwaarden en een menselijk en sociaal personeelsbeleid moeten de UT als werkgever aantrekkelijker maken dan nu het geval is.

Kiezen voor kwaliteit van werk betekent ook dat de werkgever oog heeft voor de werkbelasting van het personeel.

Het college vindt dat in het concept al veel van die aspecten zijn verwerkt, maar zal nog enige aanpassingen plegen en het definitieve personeelsbeleid in mei ter instemming aan de URaad voorleggen.
Aandachtspunt faculteitsraden: het college wil de faculteiten centraal instrumenten aanreiken om het personeelsbeleid binnen de faculteit invulling te geven. In afwachting van het definitieve “instrumentarium” is het verstandig binnen de faculteit een discussie te starten over de wenselijkheid van een facultair personeelsbeleidsplan en van de inzet van instrumenten als tenure tracks(kwalitatief en kwantitatief!), persoonlijke ontwikkelingsplannen en faciliteiten daarvoor (educatief verlof, sabbatical, scholing etc). Het personeelsbeleid van de decaan valt onder het instemmingsrecht van de personeelsgeleding en het adviesrecht van de studentgeleding.


Bespreking van de nieuwe begrotingssystematiek (financiële verdeelmodel)

De URaad heeft in februari een preadvies uitgebracht naar aanleiding van het conceptstuk. Het college wilde in een schriftelijke reactie hierop niet ingaan omdat de URaad klaarblijkelijk “vastgestelde bestuurlijke uitgangspunten niet onderschreef en naar het oordeel van het college slechts op technische (i.p.v. strategische) aspecten van het verdeelmodel inging”. De URaad voelde zich door deze reactie niet serieus genomen. In het overleg wilde het college wel mondeling ingaan op een aantal hoofdpunten van kritiek van de raad.

De raad en het college vonden elkaar in de discussie over de noodzaak om daadwerkelijk invulling te geven aan het volumebeleid ten aanzien van de onderzoekspremies. Dat moet gemonitord worden en voor iedereen (management, leerstoelen en medezeggenschap) inzichtelijk gemaakt worden.

Nu de decanen en WD-en de middelen vrijer en voor langere perioden (5 jaar) kunnen inzetten, ligt de eindverantwoordelijkheid voor het financiële resultaat van leerstoelen niet meer bij de leerstoelhouder. Indien toegekende taken en middelen van een leerstoel structureel niet matchen, dient de betrokken decaan in overleg met WD(-en) daarvoor oplossingen te zoeken. Het college hoopt door proactief personeelsbeleid ook reorganisaties in de toekomst te voorkomen. Met deze beleidslijn (“de leerstoel is geen business unit meer”) hoopt het college de gerichtheid op financiën om te buigen naar onderwijs en onderzoek.

De URaad stelde voor meer geld via het onderwijscompartiment te verdelen om het belang van onderwijs te vergroten en de gewenste kwaliteitslag in het onderwijs te kunnen maken. Het college vindt dat niet nodig omdat de decanen nu toch al geld overhouden.
Aandachtspunt faculteitsraden en instituutsraden: de meer strategische inzet van zowel onderwijs als onderzoekmiddelen dient transparant te zijn. Decaan en WD dienen meerjarige afspraken op papier te zetten, enerzijds over onderzoeksbekostiging (convenantafspraken) van leerstoelen en de bijdrage aan het onderzoekprogramma van het instituut en anderzijds over de onderwijstaken en de daarbij horende middelen. Per instituut moet beoordeeld worden of daarmee de onderzoekprogramma’s gehaald kunnen worden binnen het afgesproken volumebeleid, rekening houdend met de koppeling tussen onderwijs en onderzoek. En per faculteit dient bezien te worden of de onderwijsprogramma’s voldoende ondersteund worden door het bijbehorende onderzoek en het daarvoor gewenste leerstoelenplan binnen het financiële kader uitvoerbaar is, rekening houdend met de onderzoeksdoelen van de instituten waaraan vanuit de faculteit wordt deelgenomen.


Indien u deze nieuwsbrief niet meer of juist wel wilt ontvangen, mail dit dan aan

mailto:info@uraad.utwente.nl