UR 09-042B Notitie Instroom en kwaliteit februari 2009

Notitie Instroom en Kwaliteit februari 2009


In deze notitie staan we stil bij de instroom van studenten in najaar 2008 (op basis van de decembertelllingen) en vergelijken die met voorgaande jaren. Daarnaast staan we stil bij de regiospreiding van de instroom en informatiebehoefte. Tot slot behandelt deze notitie de relaties en trends in het kwaliteitsoordeel van de Keuzegids Hoger Onderwijs over de opleidingen op de UT.


In hoofdstuk 1 wordt stilgestaan bij de instroom van studenten die begonnen zijn in september 2008. Op basis van een aantal gegevensbronnen wordt weergegeven wat de instroomcijfers van de UT Bacheloropleidingen van 2005-2008 waren. Op het moment van schrijven zijn de resultaten van andere HO Instellingen in Nederland nog niet openbaar, zodat het nog niet mogelijk is actuele marktaandelen te melden. Deze gegevens worden in april bekend.

Er wordt niet in detail ingegaan op de master instroom, omdat er meerdere instroommomenten zijn, en er op alleen de instroom van sept-dec geen harde conclusies getrokken kunnen worden.


In hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de regiospreiding in de loop van de tijd.  Er wordt onderscheid gemaakt in de spreiding van brochure, voorlichtingsdagen en uiteindelijke instroom. Dit wordt voor de totale instroom gepresenteerd en voor de verschillende opleidingen.


Hoofdstuk 3 behandelt de relaties en trends in het kwaliteitsoordeel van de Keuzegids Hoger Onderwijs over de opleidingen op de UT. Eerst wordt er stilgestaan bij de (relatieve) totale score en de score voor techniek/niet techniek. Vervolgens wordt de kwaliteitscore in 10 deelelementen verder uitgediept. Er wordt geëindigd met een analyse van de (relatieve) kwaliteit score per faculteit. Binnen dit onderdeel wordt ook op de score t.o.v. de andere universiteiten dieper ingegaan.


Inhoudsopgave

1.Instroom

1.1Totaal aantal ingeschreven studenten

1.2Totalen instroomcijfers 2005-2008

1.3Instroom buitenlandse studenten 2005-2008

1.4Fairshare opleidingen

1.5Ontwikkeling marktaandeel

2.Campagne

2.1Regiospreiding brochures, voorlichtingsdagen en instroom

2.2Regiospreiding instroomcijfers per opleiding

3.Kwaliteitsoordeel Keuzegids Hoger Onderwijs 2005-2009

3.1 Kwaliteitsoordeel UT opleidingen

3.2 Kwaliteitsoordeel UT opleidingen per faculteit

3.3 Tevredenheid studenten per opleiding 2008

3.3 Relatieve score UT t.o.v. concurrentie


Bijlage 1 Kwaliteitsoordelen technische en niet-technische Bacheloropleidingen

Bijlage 2 Kwaliteit opleidingen o.b.v. kwaliteitsoordelen per faculteit

1. Instroom


In deze notitie staan we kort stil bij de instroom van studenten in UT opleidingen die begonnen in september 2008. De analyse is gebaseerd op de 1 decembertelling. Op het moment van schrijven zijn de resultaten van andere HO Instellingen in Nederland nog niet openbaar. Deze gegevens worden in april bekend.


1.1Totaal aantal ingeschreven studenten


Het totaal aantal ingeschreven studenten is dit studiejaar uitgekomen op 8245. Ook hier wordt de stijgende lijn van de afgelopen jaren voortgezet met 2,3% (2007 ↑ 2,3% en 2006 ↑ 2,7%).




2005

2006

2007

2008

Bachelor

4336

4806

5202

5409

Master

951

1358

1808

2099

Premaster

485

536

551

532

Oude structuur

1901

1149

497

205

Master, premaster & oude structuur

3337

3043

2856

2836

Totaal

7673

7849

8058

8245


Tabel 1 en grafiek 1: totaal aantal ingeschreven studenten


Naast het onderscheid dat in de bovenstaande tabel en grafiek is gemaakt is in de onderstaande tabel de UT populatie opgesplitst naar Nederlandse en buitenlandse studenten. Het aantal buitenlandse studenten op de UT is sinds 2002 elk jaar licht gestegen ( van 2,8% in 2002 tot 12,0% in 2008). De doelstelling van de UT is dat in 2010 20% van de studenten uit het buitenland afkomstig is. De sterke groei in de laatste jaren kan worden verklaard door een groei in het aantal Duitse studenten voor de Bacheloropleiding Psychologie.



Totaal UT

Nederland

Buitenland

% Nederland

% Buitenland

2002

6594

6408

186

97,2%

2,8%

2003

7058

6782

276

96,1%

3,9%

2004

7357

7013

344

95,3%

4,7%

2005

7673

7186

487

93,7%

6,3%

2006

7849

7242

607

92,3%

7,7%

2007

8061

7295

766

90,5%

9,5%

2008

8245

7259

986

88,0%

12,0%

2010





20%

Tabel 2: herkomst totaal ingeschreven in absolute en relatieve aantallen




Grafiek 2 en 3: herkomst studenten UT in absolute en relatieve aantallen


Het aantal buitenlandse studenten op de UT is de afgelopen jaren licht gestegen. In de onderstaande tabel zijn de buitenlandse studenten opgesplitst naar herkomst in een top 5 ranking. Het grootste aantal buitenlandse studenten komt uit Duitsland. De Bacheloropleiding Psychologie zorgt voor de aanwezigheid van een groot aantal Duitse studenten op de UT.


Totaal aantal ingeschreven buitenlandse studenten naar nationaliteit - top 5

Herkomst

2006

%

2007

%

2008

%

Duitsland

385

63%

562

73%

727

74%

China

50

8%

29

4%

41

4%

Indonesië

4

1%

9

1%

16

2%

India

6

1%

6

1%

13

1%

Ethiopië

12

2%

8

1%

13

1%

Overige

150

25%

152

20%

176

18%








Totaal

607

100%

766

100%

986

100%

Tabel 3: Totaal aantal ingeschreven buitenlandse studenten naar nationaliteit


Grafiek 4 en 5: herkomst buitenlandse studenten in absolute en relatieve aantallen


Tot slot van deze paragraaf zijn in de onderstaande tabel naast de eerder genoemde gegevens over het totaal aantal ingeschreven studenten en het aantal buitenlandse studenten ook het aantal diploma’s dat is behaald opgenomen. Het betreft hier alleen doctoraal- en Masterdiploma’s voor de gehele UT.


 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Aantal ingeschreven studenten

7058

7357

7673

7849

8061

8245

Aantal eerstejaars instelling

1481

1481

1604

1643

1719

1750

Marktaandeel eerstejaars

3,7

3,5

3,6

3,6

3,5

n.n.b.

Aantal diploma’s

753

869

887

981

1023

n.n.b.

% buitenl. studenten tot.

3,9

4,7

6,3

7,7

9,5

12

% buitenl. eerstejaars

8,4

12,0

14,4

15,3

19,3

22,9

Tabel 4: Overzicht totalen UT periode 2003-2007


1.2Totalen instroomcijfers 2005-2008


Na de overzichten in paragraaf 1.1 wordt in deze paragraaf dieper ingegaan op de instroomcijfers. Allereerst de totale instroom opgesplitst in Bachelor, Master en Premaster. Vervolgens worden de totale instroomcijfers opgesplitst naar de technische en niet-technische opleidingen en tot slot een opsplitsing naar faculteit.


Het aantal eerstejaars studenten is in de decembertelling uitgekomen op 1750, wat een stijging van 1,8% betekent ten opzichte van de telling van vorig jaar. Het aantal bachelors is met 4,1 % gestegen. Hiermee wordt de stijgende lijn van de afgelopen jaren voortgezet. Zie hiervoor tabel 5 en grafiek 6. Het aantal nieuw ingeschreven master + premaster studenten is gedaald met 5,2%. Dit zijn enkel de studenten die niet eerder aan de UT ingeschreven hebben gestaan. Doorstromers zijn niet betrouwbaar te tellen omdat de UT geen harde knip hanteert. Omdat in deze cijfers ook alleen de Masters instroom tussen 1 sep - 1 dec weergegeven wordt, en niet de instroom van februari, kunnen over de masters vooralsnog geen harde conclusies uit getrokken.



2005

2006

2007

2008

Bachelor

1211

1249

1298

1351

Master

88

104

135

179

Premaster

305

290

286

220

Master+ premaster

393

394

421

399

Totaal

1604

1643

1719

1750


Tabel 5 en grafiek 6: totaal aantal eerstejaars instelling studenten


Het aantal Nederlandse bachelors is het afgelopen jaar licht gestegen (1,5%). Het aantal buitenlanders laat een grote stijging zien (+16%). Vooral Psychologie (100) en European Studies (99) en in mindere mate Communicatie Wetenschappen (27) trekken veel buitenlanders. Het aandeel buitenlandse eerstejaars komt hiermee in 2008 voor het eerste boven de 20%.


In de onderstaande tabel en grafiek is het totaal aantal eerstejaars Bachelorstudenten aan de UT opgesplitst naar de kernen techniek en niet-techniek. De opleiding Biomedische Technologie is in het overzicht onder de techniek opleidingen gezet. Hierbij valt op dat de beide groepen een grote kern bevatten, tevens is te zien dat de trend in 2007 waarbij beide kernen richting elkaar bewogen zich in 2008 niet heeft doorgezet. Een kleine trendbreuk is zichtbaar. Op basis van de gegevens die komend jaar beschikbaar worden kan gesproken worden of er een trendbreuk plaats heeft gevonden, of dat zich een zelfde situatie voordoet als in 2007 waar beide kernen weer naar elkaar toe groeiden.


2005

2006

2007

2008

Techniek

727

801

734

797

Niet-Techniek

484

448

564

554

Totaal

1211

1249

1298

1351


Tabel 6 en grafiek 7: totaal aantal eerstejaars instelling studenten voor 2 kernen


Na het onderscheid tussen technisch en niet-technische opleidingen volgt hieronder een overzicht van de instroomcijfers per faculteit. Van de 5 faculteiten blijft MB de grootste instroom genereren, maar de sterke groei van de afgelopen jaren zet niet door. EWI is de kleinste faculteit en zakt verder weg (voor de overgang van BIT is verwerkt). CTW, GW en TNW zijn ongeveer even groot. TNW is daarbij zeer stabiel.



2005

2006

2007

2008

CTW

243

314

248

319

EWI

133

130

121

100

GW

288

228

278

273

MB

257

297

375

365

TNW

290

280

276

294

Totaal

1211

1249

1298

1351


Tabel 7 en grafiek 8: aantal eerstejaars studenten


De verhouding tussen gamma en bètaopleidingen is in 2008 stabiel gebleven. Er stromen nog steeds ongeveer evenveel studenten in bij beide types opleidingen.


1.3 Instroom buitenlandse studenten 2005-2008


Na het totale overzicht en de instroomcijfers in de Bacheloropleidingen is de aandacht in deze paragraaf gericht op de buitenlandse studenten aan de UT op Bachelor- en Masterniveau. In de onderstaande tabel een overzicht van het aantal instromende Bachelorstudenten.


 

Totaal 1ste jaars Bachelors

Nederland

Bachelors

Buitenland

Bachelors

% Nederland

%

Buitenland

2005

1211

1039

172

86%

14%

2006

1249

1067

182

85%

15%

2007

1298

1063

235

82%

18%

2008

1351

1079

272

80%

20%

Tabel 8: herkomst eerstejaars bachelors in absolute en relatieve aantallen


Het aantal Nederlandse bachelors is het afgelopen jaar licht gestegen (1,5%). Het aantal buitenlanders laat een grote stijging zien (+16%). Het aandeel buitenlandse eerstejaars komt hiermee in 2008 voor het eerste boven de 20%.


In grafiek 9 en 10 wordt de stijging van de buitenlandse instroom ten op zichte van de Nederlandse instroom visueel weergegeven.

Grafiek 9 en 10: herkomst eerstejaars in absolute en relatieve aantallen


Opvallend is dat het aantal buitenlandse studenten zowel absoluut als relatief stijgt. Er bestaat echter een afvlakking van de groei in het aantal Nederlandse studenten. Na deze overzichten van de Bachelorinstroom wordt hieronder een overzicht gepresenteerd rondom de buitenlandse Masterinstroom. Vanwege de zachte knip zijn de instroomgegevens voor de Nederlandse studenten lastig weer te geven. In deze notitie ligt de focus op de buitenlandse Masterinstroom.


De UT heeft zich tot doel gesteld om een toenemend aantal zelfbetalende talentvolle internationale master degree studenten aan te trekken van uit de doellanden.

In 2010 wil de UT 10.000 studenten (excl. PhD’s) aan de UT laten studeren.


Momenteel studeren er 259 internationale studenten aan de UT in de bachelor en masterfase. Dit is 3,1% van de totale studentenpopulatie. Dit aantal is exclusief Duitse studenten. (Incl. Duitse studenten bedraagt het aantal internationale studenten 986, dit is 12% van de studentenpopulatie).


Hieronder volgt een overzicht uit welke landen de meeste internationale premaster en masterstudenten zijn ingestroomd de afgelopen 3 jaar. De cijfers van 2008 zijn exclusief februari instroom. Ook zijn de PhD studenten niet opgenomen in onderstaande data.

* doelland 2005-2008

2005

2006

2007

2008 excl. febr. Instroom

China *

11

9

14

16

Duitsland

32

4

17

15

Indonesië*

3

4

5

12

Ethiopië

11

9

5

9

Bangladesh

0

0

0

5

Oekraïne

0

0

4

5

India *

0

0

7

5

Pakistan

0

2

3

4

Griekenland*

4

0

4

4

Turkije*

4

2

4

4

Georgië

0

0

2

3

Iran

1

1

3

3

Ghana

7

5

3

3

Roemenie

1

5

1

2

Vietnam*

0

1

2

2

Rusland*

0

0

3

2

Bulgarije*

0

2

3

2

Nigeria

1

4

4

2

Korea

0

0

0

1

Zuid-Korea

0

0

0

1

Jordanië*

0

0

1

1

België

1

0

1

1

Suriname

1

1

1

1

Brazilië

0

1

2

1

Mexico*

2

1

2

1

Chili

0

0

0

0

Colombia

0

1

0

0

Kazachstan*

0

1

0

0

Taiwan*

0

1

0

0

Hongarije

0

3

0

0

Polen*

2

1

1

0

Totaal

81

58

92

105

Tabel 9: Overzicht Masterinstroom o.b.v. herkomst


In bovenstaande tabel is het opvallend dat China en Indonesië een groei in studentenaantallen hebben doorgemaakt. Dit is waarschijnlijk het gevolg van wervingsinspanningen door de representative, de inspanningen op wervingsbeurzen en institutionele/opleidingsspecifieke samenwerking.

In onderstaande tabel staan internationale premaster en masterstudenten uitgesplitst naar faculteit. Een aantal internationale masterstudenten staan ingeschreven bij twee studies. Hierdoor kunnen de aantallen in bovenstaande tabel minder zijn dan in onderstaande tabel waar studenten per faculteit staan uitgesplitst.


 

2005

2006

2007

2008 exclusief februari instroom

totaal faculteit 2005-2008

MB

33

27

56

42

158

GW

53

37

18

22

130

EWI

7

8

23

38

76

TNW

6

7

10

21

44

CTW

2

2

6

10

20

Totaal per jaar

101

81

113

133

  428

Tabel 10: Overzicht buitenlandse Masterinstroom naar faculteit


Grafiek 11 en 12: Overzicht buitenlandse Masterinstroom naar faculteit


1.4 Fairshare opleidingen


In onderstaande tabel is het gemiddeld aantal bachelors instroom per opleiding aan de UT over de periode 2005-2007 ten opzichte van het fairshare uitgezet. Het fairshare is het aantal bachelors studenten aan de UT t.o.v. het totaal gemiddeld aantal studenten in Nederland aan een vergelijkbare opleiding aan een andere universiteit.


opleiding

Gem # UT aanmeld 2005-2007

Gem totaal aanmeld
2005-2007

% fairshare 2005-2007


CiT

73

141

52%

IO

78

154

51%

WB

123

200

62%

EL

39

57

68%

INF

60

41

148%

TW

28

24

120%

CW

80

94

85%

PSY

199

341

58%

OWK

38

23

165%

BIT

22

19

116%

BW

91

267

34%

BSK

123

94

130%

GW

23

73

31%

TBK

82

99

83%

AT

54

54

100%

BMT

44

65

68%

ST

35

33

107%

TG

89

89

100%

TN

53

55

97%

Totaal

1.343

1930

70%

Tabel 11 en grafiek 13: Aantal instroom bachelors t.o.v. fairshare


Als op deze wijze naar de bachelor instroom markt gekeken wordt, dan scoort de UT een algemeen fairshare van 70%. Dit betekent dat de UT gemiddeld 30% minder studenten aantrekt voor de opleidingen die aan de UT gegeven worden dan de andere universiteiten in Nederland.


Als gekeken wordt naar de grootte van de instroom en de fairshare dan doen de opleidingen TBK, TW, OWK en vooral BSK en INF het goed. De opleidingen BW, PSY en in minder mate WB, Cit, IO en GW hebben nog hoge potentie.

1.6Ontwikkeling marktaandeel


Zoals gezegd ontbreken actuele cijfers over het marktaandeel van de UT vooralsnog. De cijfers liggen echter zodanig in lijn dat de voorspelling te rechtvaardigen is dat de daling van het marktaandeel doorzet. De UT groeit weliswaar, maar een aantal anderen groeien sneller. Een regressieanalyse sinds 2002 laat de volgende ranglijst zien in marktaandeelontwikkeling van de Nederlandse universiteiten:

Grafiek 14: Groeicoëfficiënten marktaandelen sinds 2002





























2. Campagne


2.1Regiospreiding brochures, voorlichtingsdagen en instroom


In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de regiospreiding over de tijd (afstand in km tot Enschede). Dit wordt achtereen volgens gedaan voor de brochure aanvragen, de voorlichtingsactiviteiten en voor de inschrijvingen.

Grafiek 15: Brochures


Grafiek 15 geeft het aantal aangevraagde brochures aan in de tijd. Het aantal brochure aanvragen is de laatste jaren continu gedaald (-/- 20% in 2 jaren). In de figuur is wel te zien dat binnen een straal van 50 kilometer om Enschede er relatief weinig veranderd is in het aantal brochures. Dit aantal is echter relatief laag.


Zoals uit de andere grafieken hieronder blijken, leidt de teruggang in aanvragen van brochures, niet tot verminderde belangstelling voor voorlichtingsdagen of terugloop in instroom. De meest logische verklaring is dat de informatievergaring steeds meer plaats vindt via internet (bijv. Websites).


Grafiek 16: Voorlichtingsdagen


Grafiek 16 laat zien dat het aantal bezoeken aan voorlichtingsdagen sterk is gestegen (+25%), wellicht door een sterke verhoging van het budget dat in advertising voor de evenementen is gestoken in 2007-2008.


Hoewel landelijk is geadverteerd, valt op dat vooral het aantal mensen uit de buurt (<50 km) die naar de voorlichtingsdagen gekomen is sterk gestegen in 2007-2008 (+80%).


Het aantal bezoeken van personen die van verder dan 100 km komen is in dezelfde periode met 5-10% gestegen.


Grafiek 17: Instroom


Uit een vergelijking van de cijfers uit grafiek 16 en grafiek 17 kan worden opgemaakt dat ongeveer 50% van de mensen die naar een voorlichtingsdag komt (2892 mensen) uiteindelijk kiest voor een opleiding op de UT (instroom: 1435 mensen). De kanttekening die geplaatst moet worden is dat de relatie tussen opkomst voorlichtingsdagen en instroom niet direct te leggen is. Het kan zijn dat studenten wel naar de voorlichtingsdagen komen maar niet instromen en andersom.

Het aantal studenten uit de regio (0-25 km) dat instroomt neemt, in tegenstelling tot een vaak gehoord vermoeden, licht af in de laatste 2 jaren (-5/10%).


Ook valt op dat een aantal mensen uit de regio (0-25 km) niet naar een voorlichtingsdag gaat, maar wel instroomt aan de UT. Het aantal inschrijvingen was in 05-06 en 06-07 immers hoger dan het aantal bezoekers aan de voorlichtingsdagen.

De toename in aantal mensen uit de buurt die in 2007-2008 naar de voorlichtingsdagen gekomen zijn heeft niet geleid tot een hogere regionale inschrijving.


Het aantal inschrijvingen dat van verder komt neemt in de laatste jaren licht toe (+5/10%).

De toename van mensen van ver die naar voorlichtingsdagen komen, heeft wel geleid tot evenredig meer mensen van ver die zich inschrijven.



2.2 Regiospreiding instroomcijfers per opleiding


Voor de instroomcijfers is er ook gekeken naar ontwikkeling over de tijd per opleiding


In onderstaande tabel is het gemiddeld aantal km afstand tot de UT, aangegeven per opleiding. In de matrix is de afstand in km voor de instroom 2008-2009 uitgezet t.o.v. de index afstand t.o.v. de vorige twee jaren.



Gem 2006-2008

km

2008-2009

km

2008-2009 tov gem 2 jaar


CiT

87

95

110%

IO

75

77

102%

WB

70

73

104%

EL

81

89

109%

INF

80

73

91%

TEL

78



TW

75

62

83%

OWK

79

76

96%

PSY

74

82

111%

CW

70

89

127%

BIT

89

85

95%

BW

35

36

105%

BSK

41

33

81%

ES

123

144

117%

GZW

58

53

91%

TBK

74

72

98%

AT

93

83

89%

BMT

67

79

118%

ST

81

67

83%

TG

95

95

100%

TN

64

71

111%

TOTAAL

75

79

105%

Tabel 12 en grafiek 18: Woonafstand van instromende studenten per opleiding


De gemiddelde afstand van de instromende studenten in de Bacheloropleidingen ligt in 2008-2009 voor de gehele UT op 79 kilometer. De tabel laat zien dat het gemiddelde over 2006-2008 75 kilometer is. Over de jaren is de gemiddelde afstand op de UT vrijwel niet.


Voor de instromende studenten bij de opleidingen BSK, ST , TW en GZW is de afstand tot Enschede in verhouding tot de andere opleidingen klein, terwijl ook de trend zichtbaar is dat de afstand van instromende studenten voor deze opleidingen steeds kleiner wordt. Voor de opleiding BW, zeer regionaal georiënteerd, is een minimale stijging in de afstand zichtbaar (105%).

Uitschieters in dit overzicht zijn de opleidingen ES, CiT en TG, met een gemiddelde afstand tot Enschede van meer dan 90 kilometer. Deze opleidingen hebben de grootste aantrekkingskracht op mensen die van ver komen.


De opleidingen CW, BMT, ES (respectievelijk 127%, 118% en 117%) en in mindere mate trekken PSY en TN (111%) steeds meer mensen van verderaf.











































3 Kwaliteitsoordeel Keuzegids Hoger Onderwijs 2005-2009


Vooralsnog is er geen data die een harde relatie tussen instroom en kwaliteitsoordeel aantoont. In deze paragraaf worden dan ook puur de kwaliteitsoordelen over de afgelopen jaren weergegeven.

Deze paragraaf behandelt de relaties en trends in het kwaliteitsoordeel van de Keuzegids Hoger Onderwijs over de opleidingen op de UT. Eerst wordt er stilgestaan bij de (relatieve) totale score en de score voor techniek/niet techniek. Vervolgens wordt de kwaliteitscore in 10 deelelementen verder uitgediept. Er wordt geëindigd met een analyse van de (relatieve) kwaliteit score per faculteit. Binnen dit onderdeel wordt ook op de score t.o.v. de andere universiteiten dieper ingegaan.

We behandelen de periode 2005-2009. In 2009 is de gids met andere -kwaliteitskenmerken gaan werken. In elke paragraaf wordt duidelijk aangegeven met welke resultaten er gewerkt wordt.


3.1 Kwaliteitsoordeel UT opleidingen


In deze paragraaf werken we met de resultaten uit de keuzegidsen hoger onderwijs 2005 t/m 2008. In de onderstaande figuur presenteren we allereerst het totale gemiddelde kwaliteitsoordeel van studenten over de UT opleidingen. Voor elk studiejaar zijn alle totaalscores per opleiding opgeteld en gedeeld door het aantal opleidingen. Het onderstaande overzicht is een ruwe schets van de trend voor de kwaliteit van alle opleidingen. In het vervolg van dit hoofdstuk gaan we dieper in op de kwaliteitsoordelen.


Grafiek 19: Totale gemiddelde beoordeling alle UT opleidingen


De bovenstaande grafiek laat een daling zien in het studiejaar 2005-2006, vervolgens zien we een zeer lichte stijging in de kwaliteitsoordelen voor de studiejaren 2006-2007 en 2007-2008. Deze verschillen zijn klein en het aggregatieniveau is zeer hoog. Veel conclusies zijn hier niet aan te verbinden.


In de onderstaande grafiek geven we het gemiddelde kwaliteitsoordeel van studenten voor de technische en niet-technische opleidingen weer. Wat opvalt in de figuur is dat er relatieve kleine verschillen bestaan tussen de technische en niet-technische opleidingen. Voor beide kernen is een daling zichtbaar tussen het studiejaar 2004-2005 en het studiejaar 2005-2006. Hierna treedt er wel een lichte verbetering op, maar het niveau van 2004-2005 is (nog) niet gehaald. Duidelijk is dat de technische opleidingen over de complete linie beter scoren dan de niet-technische opleidingen. Het verschil is echter minimaal (in 2007 7,07 voor de niet-technische wetenschappen t.o.v. de 7,10 voor de technische wetenschappen).

Grafiek 20: Studentenkwaliteitsoordeel 2 kernen


Nu we meer inzicht hebben in de kwaliteitsoordelen van studenten in de betreffende studiejaren willen we vervolgens kijken naar hoe deze oordelen zich verhouden t.o.v. de gemiddelde beoordeling van alle vergelijkbare opleidingen in Nederland. We zien dit in de onderstaande grafiek.

Grafiek 21: Afwijking kwaliteitsoordeel t.o.v. gemiddelde van de twee kernen


De grafiek laat zien dat de kwaliteitsoordelen voor zowel technische als niet-technische wetenschappelijke opleidingen van oudsher een goede relatieve positie innemen. De niet-technische wetenschappen doen het relatief beter dan de technische opleidingen. Wel is duidelijk te zien dat over de hele linie genomen positieve de relatieve afwijking een aantal jaren terug beter was dan in het studiejaar 2007-2008.


Wat we voorzichtig kunnen concluderen is dat de UT opleidingen boven het landelijk gemiddelde (voor de betreffende opleiding) gewaardeerd worden. Om een nog scherper beeld te krijgen van de verschillen in de kwaliteitsoordelen zetten we in de onderstaande tabel alle kwaliteitskenmerken waarop is gemeten uit t.o.v. het onderscheid in de 2 kernen (technisch en niet-technisch). In de tabel wordt de trend van de kwaliteitsoordelen per kwaliteitskenmerk weergegeven met daarbij de gemiddelde score per kwaliteitskenmerk over de periode 2005-2008 voor de UT.


 

Trend

Gemiddelde score 2005-2008

kwaliteitskenmerken

Technische opleidingen

Niet-technische opleidingen

Technische opleidingen

Niet-technische opleidingen

Inhoud

dalend

gelijk

7.4

7.2

Samenhang

sterk dalend

dalend

7.1

7.1

Keuzeruimte

fluctuerend

fluctuerend

7.3

7.2

Werkvormen

gelijk

fluctuerend

7.0

7.2

Voorbereiding loopbaan

sterk dalend

sterk dalend

6.9

6.7

Docenten

gelijk

gelijk

7.3

7.2

Roosters/Communicatie

sterk fluctuerend

sterk fluctuerend

6.8

6.9

Studeerbaarheid

gelijk

stijgend

6.8

7.1

Faciliteiten

gelijk

gelijk

7.7

7.5

Lesruimtes/gebouwen

fluctuerend

fluctuerend

7.1

7.2

Tabel 13. Scores kwaliteitskenmerken voor UT opleidingen op basis van 2 kernen


Zoals we al eerder lieten zien zijn de relatieve kwaliteitsoordelen van de UT opleidingen t.o.v. de zelfde opleidingen aan andere universiteiten positief. Wat we echter in tabel 8 zien, is dat er een dalende trend te zien is op het kwaliteitskenmerk Samenhang maar vooral op het kwaliteitskenmerk Voorbereiding loopbaan. Voor zowel de technische als de niet-technische opleidingen gaat het hier om een sterke daling.


De dalende trend bij Samenhang is opvallend. Vooral voor de technische opleidingen is hier sprake van een sterke daling (zie bijlage 1).


Lastig is het om wat te zeggen over het kwaliteitskenmerk Roosters/Communicatie vanwege de grote fluctuatie daarin. De scores zijn relatief lager dan voor de andere kwaliteitskenmerken (m.u.v. Voorbereiding loopbaan).


De kwaliteitskenmerken die positieve scores laten zien zijn Inhoud en Faciliteiten. Vooral de faciliteiten op de UT worden relatief hoog gewaardeerd. Alleen in het studiejaar 2007-2008 laat het overzicht een lichte daling zien. Dit kan echter aannemelijk gemaakt worden door de verbouwingen die afgelopen jaar op de UT hebben plaats gevonden.


Voor een volledig overzicht van de kwaliteitsoordelen van studiejaar 2004-2005 t/m studiejaar 2007-2008 verwijzen we naar bijlage 1 waarin per kwaliteitskenmerk de trends zijn uitgezet.


3.2 Kwaliteitsoordeel UT opleidingen per faculteit


Om een volgende stap te maken en het inzicht verder te vergroten presenteren we hieronder twee grafieken met daarin de kwaliteitsoordelen opgedeeld per faculteit. Op deze manier hopen we nog meer inzicht te krijgen in de kwaliteitsoordelen voor de UT opleidingen. In de onderstaande grafiek geven we de gemiddelde kwaliteitsoordelen per faculteit weer voor de studiejaren 2004-2005 t/m 2007-2008.




2004

2005

2005

2006

2006

2007

2007

2008

CTW

7.17

6.99

6.95

6.97

EWI

7.32

7.24

7.36

7.32

GW

7.22

7.15

7.17

7.17

MB

7.07

6.88

6.87

6.96

TNW

7.28

7.05

7.08

7.08

Totaal

7.08

7.05

7.07

7.09


Tabel 14 en Grafiek 22: Studenten kwaliteitsoordeel faculteiten


Uit de grafiek blijkt dat de faculteit EWI elk beoordeeld jaar de hoogste waardering krijgt. Samen met de faculteit GW blijft de faculteit ook vrijwel constant in de score. Ten opzichte van het kwaliteitsoordeel in het jaar 2004-2005 zijn, met uitzondering van EWI, alle faculteiten gedaald in hun scores. Alleen voor de faculteit MB is er in het studiejaar 2007-2008 een lichte stijging zichtbaar.

De grootste daling is zichtbaar bij de faculteit CTW in het studiejaar 2005-2006 (van 7,28 naar 7,05). De grootste stijging is bij de faculteit EWI in 2006-2007 (van 7,24 naar 7,36). In bijlage 2 is voor de 10 kwaliteitskenmerken de trend in de tijd weergegeven per faculteit, met een extra verklarende tekst.


Ook op facultair niveau willen we ons verdiepen in de relatieve scores. We hebben al geconstateerd dat de UT over het algemeen een positieve afwijking heeft t.o.v. de gemiddelde scores voor de betreffende opleidingen in het land. Nu kijken we naar dezelfde scores, maar dan op facultair niveau.


In de onderstaande grafiek wordt de afwijking van het kwaliteitsoordeel t.o.v. de opleidingen in Nederland per faculteit weergegeven.




2004

2005

2005

2006

2006

2007

2007

2008

CTW

0.1

0.03

-0.01

0.01

EWI

0.16

0.15

0.24

0.09

GW

0.20

0.18

0.07

0.07

MB

0.06

0.06

0.06

0.06

TNW

0.08

-0.07

-0.05

-0.04

Tot.

0.11

0.08

0.07

0.04


Tabel 15 en Grafiek 23: Afwijking kwaliteitsoordeel per faculteit


De bovenstaande grafiek laat zien wat de afwijking in scores is voor de UT-opleidingen, opgesplitst per faculteit, ten opzichte van het landelijk gemiddelde voor de opleidingen elders in het land. De opleidingen binnen de faculteiten EWI, GW en MB scoren in absolute getallen hoger dan het landelijk gemiddelde. Ter vergelijking, de faculteiten EWI, GW en MB scoren gemiddeld meer dan 0,05 punt hoger dan het landelijk gemiddelde in het studiejaar 2007-2008.


Voor de faculteiten CTW en TNW ligt dit anders. In het studiejaar 2004-2005 scoorden de opleidingen binnen deze faculteiten nog iets hoger dan gemiddeld, maar in de loop van de studiejaren is de trend zichtbaar dat de scores gemiddeld, dan wel benden gemiddeld scoren ten opzichte van gelijke opleidingen op andere universiteiten.


Opvallend is echter, dat de gemiddelden van de opleidingen binnen de faculteiten over een periode van 4 studiejaren is gedaald. In het studiejaar 2004-2005 scoorden alle opleidingen gemiddeld een positieve afwijking van 0,11 punt, terwijl dit in het studiejaar 2007-2008 gedaald is naar 0.04.


Concluderend kan gesteld worden dat de UT opleidingen over het algemeen nog iets hoger scoren dan het landelijk gemiddelde, er is echter wel een trend zichtbaar dat de afwijking steeds kleiner wordt en de UT dus meer naar het landelijk gemiddelde trekt. De opleidingen binnen de faculteiten EWI, GW en MB bevinden zich boven het landelijk gemiddelde, de opleidingen binnen de faculteit CTW bevinden zich op het gemiddelde. Bij de opleidingen binnen de faculteit TNW is een beoordeling onder het landelijk gemiddelde zichtbaar.


3.3 Tevredenheid studenten per opleiding 2008


In de vorige paragraaf zijn de trends betreffende kwaliteitsoordelen van UT opleidingen in verhouding tot landelijke gemiddelden gepresenteerd op faculteitsniveau. Voor het jaar 2008 worden, op basis van de keuzegids HO 2008 en het Newcom Bachelor satisfactie 2008 onderzoek, in de onderstaande tabel en grafiek de kwaliteitsoordelen gepresenteerd.

Er is een onderscheid gemaakt in het kwaliteitsoordeel voor een UT opleiding en het algemene landelijke kwaliteitsoordeel voor de gelijke opleiding op basis van de keuzegids HO 2008. Daarnaast wordt het kwaliteitsoordeel op basis van het Newcom Bachelor satisfactie 2008 onderzoek gepresenteerd.




score KHO 2008 UT

gem. Totaalscore KHO 2008

NEWCOM Satisfactie Bachelor 2008

CiT

7.07

6.96

7.3

IO

6.92

6.99

6.7

WB

6.93

6.93

7.5

EL

7.14

7.01

7.2

INF

7.09

7.16

7.1

TW

7.74

7.54

7.8

CW

7.21

6.95

6.8

OWK

7.27

7.29

7.3

PSY

7.03

7.05

6.3

BIT

7.13

6.93

6.9

BW

6.89

6.78

6.3

BSK

6.94

7.06

7.1

ES

0

0

6.6

GZW

7.05

7.07

6.2

TBK

6.89

6.86

6.9

AT

0

0

0

BMT

6.88

7.1

7.1

ST

0

0

7.6

TG

7

7

7.6

TN

7.28

7.27

7.8

























Tabel 16: Tevredenheid studenten per opleiding 2008


De scores die felgekleurd rood/groen zijn score meer dan 0,1 punt hoger/lager dan het landelijk gemiddelde, de scores die licht rood/groen zijn scoren minder dan 0,1 punt hoger/lager dan het landelijk gemiddelde. Positieve uitschieters zijn de opleidingen CiT, WB, TW, CW en BIT die een relatief hoge score behalen. De opleidingen BSK en BMT scoren relatief laag t.o.v. het landelijk gemiddelde. Gebaseerd op de oordelen uit de keuzegids HO 2008.


Een vergelijking tussen de scores uit het Newcom Bachelor satisfactie 2008 onderzoek en de keuzegids HO valt op dat er de opleidingen WB, TN en TG meer dan 0,5 punt hoger gewaardeerd worden in het Newcom onderzoek t.o.v. de keuzegids HO 2008. De opleidingen PSY, BW en GZW worden meer dan 0,6 punt lager beoordeeld in het Newcom onderzoek.


In de onderstaande grafiek worden de scores per opleiding en per kwaliteitsoordeel weergegeven.


Grafiek 24: Tevredenheid studenten per opleiding 2008


3.3 Relatieve score UT t.o.v. concurrentie


De keuzegids HO 2009 behandelt de kwaliteitsoordelen niet meer op de manier waarop dit gedaan is in de studiejaren 2004-2005 t/m 2007-2008. Deze gegevens konden daardoor niet worden opgenomen in de vorige paragraaf. In deze paragraaf wordt een overzicht gepresenteerd van de UT opleidingen op basis van de parameters in de keuzegids HO 2009. Verbanden op basis van de gegevens uit de vorige paragraaf zijn lastig te trekken.


In de keuzegids HO 2009 is een aantal nieuwe parameters opgenomen.

Twee belangrijke parameters, zoals verder in de paragraaf zal blijken, die in 2009 zijn toegevoegd zijn: [STUDIEDUUR] en [CONTACTUREN].


In de onderstaande paragraaf wordt de kwaliteit van de UT opleidingen vergeleken met de kwaliteit van vergelijkbare opleidingen op andere universiteiten in Nederland, d.w.z. opleidingen met dezelfde CROHO-code. In het overzicht wordt zowel de relatieve positie weergegeven van direct vergelijkbare codes (CROHO) als codes met een iets bredere definitie (CROHO breed). De opleidingen met een gelijke CROHO code zijn standaard in alle onderstaande overzichten opgenomen. De bredere definitie, indien aanwezig, wordt weergegeven met een stippellijn. Tevens wordt de positie van de UT opleiding t.o.v. andere vergelijkbare opleidingen weergegeven.


In onderstaande figuur wordt per opleiding (gesorteerd op faculteit) de score weergegeven binnen de bandbreedte van scores op de betreffende CROHO-notering en de positie die de opleiding daarmee inneemt in de ranglijst. De spreiding geeft de verschillen weer tussen de best presterende en slechtst presterende opleiding t.o.v. de UT opleiding.


Figuur 1: CTW relatieve score opleidingen t.o.v. CROHO-opleidingen (smal en breed)


De opleidingen binnen de faculteit CTW; Werktuigbouwkunde en Civiele Techniek bezetten de 1ste positie van respectievelijk 3 en 2 opleidingen in Nederland. De opleiding Industrieel Ontwerpen bezit de 2de positie, maar zit relatief dichter bij de 3de positie dan bij de 1ste positie (-2 t.o.v. +6). Concluderend kan gesteld worden dat ook deze drie opleidingen t.o.v. de andere Nederlandse opleidingen goed tot zeer goed scoren.


Uit de keuzegids HO 2009 blijkt dat de tijd die een student nodig heeft om de opleiding Industrieel Ontwerpen af te ronden op de UT langer is dan bij de andere universiteiten [STUDIEDUUR]. De andere IO opleidingen in Nederland scoren op deze parameter beter. Dit kan dan ook een oorzaak zijn van het feit dat deze opleiding zich op een 2de positie bevindt en relatief dichter bij de 3de positie staat.


Figuur 2: EWI relatieve score opleidingen t.o.v. CROHO-opleidingen (smal en breed)


Uit de bovenstaande figuur is af te lezen dat de UT bij de faculteit EWI 2 opleidingen heeft die de 1ste positie bezetten, namelijk Elektrotechniek en Technische Wiskunde, op een totaal aantal opleidingen van respectievelijk 3 en 4. De opleiding Technische Informatica bezet de 2de positie (van de 3 opleidingen). Relatief gezien bevindt de opleiding Technische Informatica zich dichter bij de 1ste positie dan bij de 3de positie (-8 t.o.v. +2). Als gekeken wordt naar een bredere CROHO definitie dan zijn er 2 opleidingen die beduidend beter scoren dan INF (zie stippellijn). Concluderend kan gesteld worden dat deze drie opleidingen t.o.v. de andere Nederlandse opleidingen goed tot zeer goed scoren.



Figuur 3: GW relatieve score opleidingen t.o.v. CROHO-opleidingen (smal en breed)


In tegenstelling tot de eerder genoemde opleidingen is hier een duidelijke differentiatie te zien. Binnen de faculteit GW is de opleiding Onderwijskunde de enige opleiding die zich, op basis van de totaalscore van de Keuzegids HO 2009, op een 1ste positie bevindt. De 3 opleidingen die in Nederland aangeboden worden liggen in hun totaalscore ook relatief dicht bij elkaar (-6 t.o.v. de UT). Als de vergelijking met de pedagogiek opleidingen gemaakt worden dan zijn de verschillen veel groter (zie stippellijn).


Voor de opleiding Psychologie is dit anders. De reikwijdte van de totaalscores is zeer groot (een verschil in totaalscores van 32 punten). De kwaliteit, op basis van de totaalscore van de Keuzegids HO 2009, is erg groot. De opleiding Psychologie scoort relatief laag met een 9de positie (van de 11). Daarnaast is de relatieve positie ook dicht bij de laagste score voor een opleiding Psychologie in Nederland (-4 t.o.v. UT). Oorzaken hiervan zijn lastig aan te geven. In de keuzegids HO 2009 wordt het aantal contacturen negatief beoordeeld [CONTACTUREN]. Dit kan een oorzaak zijn van het feit dat deze opleiding zich op een 9de positie bevindt.


Voor de opleiding Communicatiewetenschappen is de reikwijdte minder groot dan voor de opleiding Psychologie, maar ook hier bevindt de opleiding van de UT zich in de achterhoede (3de plek van 5). Ook hier geldt, evenals bij Psychologie, dat het aantal contacturen als negatief aspect wordt ervaren. Daarnaast doen de UT-studenten ook relatief langer over hun studie dan op andere universiteiten [STUDIEDUUR].

Figuur 4: MB relatieve score opleidingen t.o.v. CROHO-opleidingen (smal en breed)


Voor de opleidingen bij MB geldt dat de opleiding Bedrijfsinformatie Technologie net iets boven gemiddeld doet (positie 3 van de 8). De opleiding Bedrijfswetenschappen bezit de 2de positie en zit relatief dicht tegen de score van de 1ste positie aan. De duur van de studie en het aantal contacturen zijn voor beide opleidingen negatieve scores [STUDIEDUUR] [CONTACTUREN]. Deze negatieve scores kunnen van invloed zijn op de positie van deze opleidingen.


Ook de positie van Bestuurskunde is relatief laag, met een grote reikwijdte in de totaalscores op andere universiteiten. Redenen voor deze lage score kunnen dezelfde zijn als bij Bedrijfsinformatie Technologie en Bedrijfswetenschappen, ook bij Bestuurskunde zijn er negatieve scores bij het aantal contacturen en de tijd die een student doet over het afronden van de opleiding [STUDIEDUUR].


Voor de opleiding Gezondheidswetenschappen, die als enige UT opleiding een laatste positie inneemt is het aantal contacturen en de groepsgrootte van negatieve invloed [CONTACTUREN].

Concluderend kan gesteld worden dat bij alle MB opleidingen een lage score op contacturen en studieduur van invloed kan zijn geweest voor de uiteindelijke relatieve score.

Grafiek 5: TNW relatieve score opleidingen t.o.v. CROHO-opleidingen (smal en breed)


Uit de bovenstaande figuur blijkt dat de opleidingen Advanced Technology en Technische Geneeskunde unieke opleidingen zijn die alleen aan de UT worden aangeboden. Een relatieve score t.o.v. de concurrentie is niet mogelijk.


De opleiding Technische Natuurkunde bezet de 1ste positie als de enge definitie gehanteerd wordt. In de brede definitie scoort TN nr. 4 van de 10.


De opleiding Scheikundige Technologie (ST) bezet 2de positie of in een brede definitie de 5de positie. Uit de keuzegids HO 2009 blijkt dat de tijd die een student nodig heeft om de opleiding Scheikundige Technologie af te ronden veel langer is dan bij de andere universiteiten [STUDIEDUUR]. Dit kan een oorzaak zijn van het feit dat deze opleiding zich op een 2de of 5de positie bevindt.


Concluderend kan gesteld worden dat de diversiteit van de kwaliteitsoordelen divers is. Opvallend gegeven is dat de nieuwe parameters in de keuzegids HO 2009 [STUDIEDUUR] en [CONTACTUREN] voor een aantal opleidingen een negatieve invloed hebben op het uiteindelijke kwaliteitsoordeel.
Bijlage 1: Kwaliteitsoordelen technische en niet-technische Bacheloropleidingen

Grafiek 25: Parameter Inhoud

Grafiek 26: Parameter Samenhang

Grafiek 27: Parameter Keuzeruimte

Grafiek 28: Parameter Werkvormen

Grafiek 29: Parameter Voorbereiding Loopbaan

Grafiek 30: Parameter Docenten

Grafiek 31: Parameter Roosters/Communicatie

Grafiek 32: Parameter Studeerbaarheid

Grafiek 33: Parameter Faciliteiten

Grafiek 34: Parameter Lesruimtes/Gebouwen


Bijlage 2: Kwaliteit opleidingen o.b.v. kwaliteitsoordelen per faculteit


Per faculteit presenteren we de veranderingen in de 10 kwaliteitskenmerken over de periode 2004/2005 t/m 2008. De gegevens zijn gebaseerd op de Keuzegidsen Hoger Onderwijs uit de betreffende jaren.


Grafiek 35: Faculteit CTW: gewogen gemiddelde per studiejaar per parameter


De faciliteiten, die bij alle faculteiten hoog gewaardeerd worden, laten een licht dalende lijn zien. Een hele praktische oorzaak hiervan kan zijn dat het UT gebouw de Horst in die jaren verbouwd werd, waar de studenten hinder van ondervonden kunnen hebben.

Ook hier is loopbaanvoorbereiding de slechts gewaardeerde parameter. Dit lijkt een structureel gegeven te zijn voor de gehele UT.


Grafiek 36: Faculteit EWI: gewogen gemiddelde per studiejaar per parameter


De figuur voor de faculteit EWI laat zien dat de parameter voorbereiding loopbaan een dalende lijn heeft ingezet vanaf het studiejaar 2004-2005. Ditzelfde geldt voor vrijwel alle faculteiten binnen de UT. De scores voor deze parameter waren in 2004-2005 bij alle faculteiten een stuk hoger. Zoals ook al eerder is geschreven zijn ook bij de faculteit EWI de faciliteiten het hoogst gewaardeerd. De verschillen in de overige parameters zijn relatief klein.


Grafiek 37: Faculteit GW: gewogen gemiddelde per studiejaar per parameter


Bij de faculteit GW is te zien dat het oordeel over de faciliteiten in het studiejaar 2005-2006 is toegenomen en de jaren daarna geconsolideerd. Voor de paramater Voorbereiding loopbaan is het tegenovergestelde te zien. Er is een duidelijke daling zichtbaar en de waardering ligt relatief veel lager dan de overige parameters. Het lijkt erop dat de studenten de voorbereiding op een toekomstige loopbaan of niet belangrijk vinden of juist wel, maar dat er te weinig aandacht aan besteed wordt. Voor de andere parameters zijn de relatieve verschillen erg klein.



Grafiek 38: Faculteit MB: gewogen gemiddelde per studiejaar per parameter


De parameters in de bovenstaande figuur laten zien dat de faciliteiten relatief sterk boven de andere parameters uitsteken, het laatste jaar zijn deze echter weer lager gewaardeerd. Ondanks dat krijgt de parameter faciliteiten toch de hoogste waardering. Voor de parameters voorbereiding loopbaan is in het begin een scherpe daling zichtbaar, die in het studiejaar 2007-2008 een lichte stijging vertoont. De waardering is echter nog niet op het niveau van 2004-2005


Grafiek 39: Faculteit TNW: gewogen gemiddelde per studiejaar per parameter


Opvallend gegeven uit de bovenstaande figuur is dat de faciliteiten door de jaren heen op een hoog niveau gewaardeerd wordt door de studenten. Verder is een scherpe daling zichtbaar bij de samenhang van het programma, de voorbereiding op de loopbaan en in de jaren 2004-2007 bij de roosters en communicatie. Deze laatste parameter trekt het laatste jaar weer bij en vertoont een stijgende lijn. Er is echter geen enkele parameter die een continue stijgende lijn laat zien.