nieuwsbrief 2004 06 29


Instellingsplan

Op de laatste overlegvergadering voor de zomervakantie (29 juni) was de ‘algemene gang van zaken’ het belangrijkste agendapunt. Dit is een halfjaarlijks agendapunt waarbij de raad en het college prangende zaken met elkaar bediscussiëren zonder dat er sprake is van formele besluitvorming. Zoals gebruikelijk in de juni-vergadering was ook deze keer de Raad van Toezicht hierbij aanwezig.

De keuze van de onderwerpen was afgestemd op het nieuwe Instellingsplan:  (a) het profiel van de Universiteit Twente en de positie van de maatschappijwetenschappen daarbij;  (b)  collegegelddifferentiatie en selectie aan de poort; en  (c) de organisatie van de bacheloropleidingen. Van de zijde van de Universiteitsraad is de discussie voorbereid middels een drietal opiniërende notities, die ook op de UR-site zijn geplaatst.

In de discussie over het profiel stelde Frans van Vught dat de Universiteit Twente zich naar zijn mening moet profileren als “technische researchuniversiteit”. Dit betekent dat de maatschappijwetenschappen zich qua onderzoek moeten aansluiten bij het technisch onderzoek (zie ook het verslag in UT Nieuws). Voor het onderwijs, met name het bacheloronderwijs, ziet hij meer ruimte voor een autonome positie voor de maatschappijwetenschappen. Bij beide andere onderwerpen bleek dat college en raad het in grote lijnen met elkaar eens zijn.


Begroting 2005 en financieel verdeelmodel

In het kader van de voorbereidingen voor de begroting 2005 zijn de zogenaamde “begrotingsrichtlijnen” besproken. De Universiteitsraad heeft met het college afgesproken om enkele heikele punten nader te analyseren:

de effecten van de te verwachten explosieve toename van het aantal extern gefinancierde AIO’s en ontwerperplaatsen. (De UT heeft het erg goed gedaan bij de verdeling van de Bsik-middelen, maar dit legt een grote druk op de beschikbare middelen voor de eigen bijdrage en de begeleiding);

de verdeling van de “decentrale stimulering onderzoek”, de “lump-sum” die aan de zes onderzoeksinstituten wordt toegekend op basis van het aantal “onderzoek-fte’s”;

de verdelingssystematiek van de “infrastructurele component”, de vergoeding die opleidingen krijgen voor de kosten van onderwijsruimtes en dergelijke;

de levensvatbaarheid in financiële zin van leerstoelen die veel onderwijs toeleveren aan ‘andere’ opleidingen, met name die in de faculteiten EWI en GW.

Geconstateerd is dat de Universiteitsraad adviesrecht heeft bij majeure wijzigingen van het financieel verdeelmodel. De raad heeft positief geadviseerd over het afzonderen van de externe promotie- en ontwerperpremies binnen het compartiment onderzoek, een wijziging die op ad-hoc basis al is toegepast bij de begroting 2004.


Technische Dienstverlening

Tenslotte is bijna anderhalf jaar na de grote reorganisatie nu ook de reorganisatie van de Technische Dienstverlening afgerond. Voor de nieuw te vormen, maar in de praktijk al functionerende interfacultaire dienst TCO bestaat nu uitzicht op een gezonde financiële basis, die nader zal worden uitgewerkt in een bedrijfsplan dat zal worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van de decanen van EWI en TNW en dat voor advies zal worden voorgelegd aan de betrokken faculteitsraden. Voor de resterende medewerkers van het op te heffen IMC is ook een goede regeling getroffen. Het overleg over deze reorganisatie, waarvoor de medezeggenschap bij Universiteitsraad berust, is gevoerd door een bijzondere commissie van de UR met leden afkomstig uit de betrokken eenheden en faculteitsraden. Deze commissie heeft goed werk verricht en is onderdankzegging van UR en college gedechargeerd.