DOT NatuurScheikunde Onderbouw

NaSk: de natuur – scheikunde onderbouwlespraktijk verbeteren


Hannie Lensink

Trekker

NaSk


Context

De ontwikkelingen in het onderwijs volgen elkaar snel op. In september 2013 zijn nieuwe examenprogramma’s voor natuurkunde en scheikunde in de bovenbouw havo en vwo ingevoerd en dat heeft uiteraard gevolgen voor het onderwijs in deze vakken in de onder­bouw. In deze vernieuwingen staat contextconcept onderwijs centraal, en daarmee de manier waarop leerlingen natuurwetenschappen leren en de daarbij passende toetsing. Dit is daarom een aandachtspunt voor deze DOT.

Differentiatie is in de onderbouw belangrijk omdat alle leerlingen voldoende natuurweten­schappelijk kennis en vaardigheden moeten opdoen om volwaardig in de samenleving te kunnen participeren (scientific citizenship). Een deel van de leerlingen zal kiezen voor een natuurprofiel en moet zich daarop ook kunnen voorbereiden. Beide groepen volwaardig bedienen is een uitdaging ……… en daarmee een onderwerp van deze DOT.


Enthousiasmeren van leerlingen voor natuurwetenschappen kan op verschillende manieren plaatsvinden. Een ervan is leerlingen zinvolle, interessante en uitdagende activiteiten laten doen in en buiten de les. Dat kunnen practica of onderzoekopdrachten zijn, maar ook ICT opdrachten als animaties, simulaties of het gebruik van specifieke software. Het zoeken, (her)ontwerpen en daarna in de klas gebruiken van dergelijke opdrachten is een aandachts­punt voor deze DOT.


Beschrijving activiteiten – De deelnemers bepalen tijdens de eerste bijeenkomst de onder­werpen en werkwijze, en maken een globale planning. Centraal staan het (her)ontwerpen van materialen, gebruik hiervan in de klas en uitwisseling van tips en ervaringen en leerresul­taten van leerlingen.

Omdat het uiteindelijk om het leren van leerlingen gaat, wordt speciale aandacht geschonken aan het in kaart brengen van het leerproces van leerlingen en aan het meten van de leer­opbrengsten. Voor het in kaart brengen van het leerproces zullen bestaande materialen en methoden aan de omstandigheden in de onderbouw worden aangepast en gebruikt. Bij toetsing en evaluatie gaat het om ‘gewone’ toetsen die geschikt zijn om vast te stellen of de leerdoelen gehaald zijn, en om alternatieven zoals praktische opdrachten, presentaties, posters etc. en de beoordeling daarvan met rubrics.


Resultaten

-Een werkend DOT bestaande uit vakdocenten en vakdidactici, daar waar nodig aangevuld met specialisten.

-Leermaterialen die in de klas getest zijn en waarvan de leeropbrengsten bekend zijn.

-Publicaties in daarvoor geschikte media.

-Workshops en presentaties op daartoe geschikte conferenties en bijeenkomsten.